Azië hoopt op geldstroom via private sector
De Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) hoopt dat de private sector het komende decennium de helft van de ontwikkelingsprojecten in Azië zal financieren. Ook achtergestelde regio’s zouden van die geldstroom moeten kunnen profiteren. Intussen maakt de bank grote bedragen vrij voor de aanpak van de voedselcrisis.
Vijfhonderd miljoen dollar (bijna 325 miljoen euro) onmiddellijke budgetsteun en 2 miljard dollar aan leningen voor de landbouwsector in 2009: daarmee wil de Aziatische Ontwikkelingsbank de internationale voedselcrisis helpen aanpakken. Dat kondigde voorzitter Haruhiko Kuroda deze week aan bij het slot van de jaarvergadering van de bank in Madrid.De 500 miljoen dollar moet de Aziatische landen die het hardst lijden onder de stijgende voedselprijzen budgettaire ruimte bieden om meer voedselhulp te leveren aan arme en kwetsbare bevolkingsgroepen. Het overige geld moet structurele oplossingen mogelijk maken. Dit jaar investeert de instelling 1 miljard dollar in projecten in de landbouwsector; volgend jaar verdubbelt dat bedrag. Critici vinden dat de Aziatische Ontwikkelingsbank de laatste jaren niet meer genoeg aandacht besteedde aan de landbouwsector.
Voor meer dan 1 miljard Aziaten zijn de stijgende voedselprijzen een harde dobber. De armsten onder hen spenderen driekwart van hun inkomen aan voedsel en brandstof. Ook die wordt almaar duurder.
De Aziatische Ontwikkelingsbank hoopt de komende jaren meer private investeerders warm te maken voor de ontwikkelingsprojecten die het continent uit de armoede moeten halen. In 2007 trok de instelling 1,7 miljard dollar aan private investeringen aan, voor projecten zoals de aanleg van een luchthaven in China en de verbetering van de drinkwatervoorziening in de Indonesische hoofdstad Jakarta. Eerdere grote projecten waarvoor de ADB private investeerders kon mobiliseren zijn de Nam Thuen Two, een waterkrachtcentrale in Laos, de uitbreiding van het stroomnet in Cambodja en de lancering van een elektriciteitsdistributeur in het Pakistaanse Karachi.
Vorig jaar kon de ADB zelf 10,1 miljard dollar ter beschikking stellen voor projecten in Azië. Het leeuwendeel van dat geld ging naar de energie-, de transport- en de telecommunicatiesector.
Sommige landen juichen de toenemende nadruk op private investeringen toe. „We kijken uit naar investeringen in afgelegen of achtergestelde streken”, zegt Tran Xuan Ha, de Vietnamese onderminister van Financiën. „Er zou geld kunnen gaan naar moderne technologie in de voedselverwerkende industrie en naar projecten rond schone energie.”
Andere landen reageren wantrouwig. „In arme plattelandsgebieden spelen particuliere ondernemingen geen rol van betekenis. De Aziatische Ontwikkelingsbank moet zich blijven richten op de arme bevolking van het platteland, die lang over het hoofd werd gezien”, zegt Aun Porn Moniroth, de Cambodjaanse staatssecretaris van Financiën.
Niet-gouvernementele organisaties hebben nog meer kritiek. Ze vrezen dat arme Aziaten de dupe zullen worden van de nieuwe ontwikkelingsprojecten. Ze verwijzen in dat verband naar ervaringen uit het verleden. In het noorden van Bangladesh steunt de ADB bijvoorbeeld de plannen van een Britse onderneming om een open steenkoolmijn van bijna 60 vierkante kilometer te beginnen in een gebied met rijke watervoorraden waar veel rijst wordt geteeld. Volgens Voices for Interactive Choice and Empowerment (Voice), een organisatie uit Dhaka, moeten er voor het project 150.000 mensen verhuizen. Ook de schade aan het milieu en aan de omliggende velden zou enorm kunnen zijn.