Koperprijs als thermometer voor beleggers
Zelfs met twee uitzonderlijk slechte beursmaanden vers in het geheugen valt Robeco-goeroe dr. J. van Duijn niet van zijn geloof af. „Beleggen loont. Daar ben ik een levend bewijs van.” In juli zat hij ernaast met zijn voorspelling dat de bodem van de beurs was bereikt. Maar nu weet hij het zeker: „In november trekt de economie serieus aan. U wilt een aanwijzing? De belegger moet maar eens goed op de koperprijs letten.”
Verschillende beeldschermen in Van Duijns kantoor geven hem pijlsnel alle relevante financiële informatie. De wand achter zijn bureau is behangen met grafieken. En om de uitspraak van de koperprijs te illustreren, laat hij nog maar eens wat lijnen uit de printer rollen. „De prijs van koper volgt de economie. Het is een van de meest gevoelige indicatoren.” Koper is inderdaad niet aan de dure kant op dit moment. En goud? „Goud niet. Goud weerspiegelt emotie en angst.”
Het zijn „treurige tijden” voor beleggend Nederland, geeft de Robeco-beleggingsstrateeg toe. „Het is vooral vervelend voor onze klanten. De AEX is in korte tijd van 700 naar rond de 300 punten gedaald. Wie op de top instapte, is nu de helft kwijt.” De waarde van het fonds Robeco beliep twee jaar geleden 11 miljard euro. Daar is nog 6 miljard van over.
Ai, dat doet pijn!
„Nou ja, mij niet zozeer, al heb ik ook financiële averij opgelopen. Ik vind geld tamelijk onbelangrijk. Maar dat is natuurlijk gemakkelijk praten als de beleggingsresultaten je levensstandaard verder niet aantasten.”
De man die het „intellectueel uitdagend” vindt om de psychologie van de beurs plus de achterliggende economische ontwikkelingen te doorgronden, zegt niet veel te kunnen doen aan de malaise. „Ik ben Greenspan niet. En trouwens, zelfs die kan de beurzen niet omhoogpraten. Ook hij heeft geen invloed op zaken als boekhoudschandalen, 11 september en een bomaanslag op bijvoorbeeld Bali.”
Van Duijn voelt zich grotendeels „een waarnemer.” Maar dan niet eentje in de zin van een „analist die aan de zijlijn staat te oreren. Ik zeg wat ik denk, maar ik handel er ook naar.” Zo sloeg de Robeco-man in juli aan het kopen op grond van de overtuiging dat de bodem toen was bereikt. „Toen die voorspelling niet uitkwam -de angst was nog niet uit de markt- werd ik dus ook op mijn daden afgerekend.”
Opnieuw ziet hij de nabije toekomst rooskleurig in. „Ik geef veel lezingen. Als ik nu beweer dat de economie in november weer aantrekt, zeggen mensen: „In juli riep je ook al zoiets.” Maar zo’n verwijt duid ik psychologisch als prettig. Hoe meer sceptici er zijn, hoe groter de kans dat we het ergste hebben gehad.”
U moet een bijzonder positief ingesteld mens zijn…
„Haha! Van origine ben ik een econoom. Die zijn van nature nogal pessimistisch. Maar een aandelenbelegger is in zijn hart inderdaad positief ingesteld. Ik dus ook.” Van Duijn is dat overigens niet tegen beter weten in. „Ik roep niet zomaar dat de economie aantrekt.
Er zijn drie factoren die zo’n omslag beïnvloeden: de voorraadinvesteringen, de consumentenbestedingen en de gewone investeringen. Kijk ik bijvoorbeeld naar de voorraden van bedrijven in de VS, dan blijken die nu sterker gedaald te zijn dan in de dertig jaar ervoor. Dat zál dus leiden tot een sterk herstel. Dat kan niet anders.”
En weer heeft Van Duijn de daad bij het woord gevoegd. „Robeco had 10 procent in kas, geld dat niet was belegd. Maar we staan nu zelfs 2 procent rood. Dat kapitaal is vorige week vrijdag en afgelopen dinsdag belegd.” Hij kijkt bij zijn doen en laten ook graag naar de historie. „In november 1982 kwam er een einde aan de grootste na-oorlogse recessie. Maar de beurs trok al in augustus aan.”
Van Duijn zag vooral de afgelopen maanden veel mensen de beurs de rug toekeren, „al hebben we dit jaar met Robeco ook alweer 480 miljoen euro aan nieuw geld kunnen aantrekken.” Het gros van de beleggers is vrij lang blijven zitten, vindt hij. „Maar ten slotte duurde de malaise voor hen toch te lang.” De „gokkers en speculanten” zijn eruit, de aandeelhouders met „zitvlees en een rechte rug” bleven over. „Die lijden trouwens ook hoor.”
Zitten blijven loont echter, vindt de beleggingsstrateeg. „In de vijf jaar voor 1993 viel er weinig te verdienen op de beurs. Veel mensen die op verlies stonden, sloegen aan het verkopen tijdens het herstel dat volgde. Die waren blij dat ze zonder kleerscheuren van hun aandelen afkonden. Maar ze liepen vervolgens de gouden jaren tussen 1995 en 2000 mis.”
Van Duijn ziet wat dat betreft „een soort rechtvaardigheid” in het leven. „Je moet door de winter heen om van het voorjaar te kunnen genieten. Mijn vader begon in 1930 als tuinder in het Westland. De eerste zeven jaren waren verliesgevend. Maar na de oorlog brak de welvaartstijd aan. Ik bedoel: Er moeten soms offers worden gebracht in het leven.”
Beleggers hebben daar op enig moment genoeg van. Die willen wat verdienen.
Van Duijn zou Van Duijn niet zijn als hij hiervoor geen passend recept kon uitschrijven. „Het leuke is dat economische tegenwind voor een belegger altijd eerder voorbij is dan voor een burger. De werkloosheid zal het komende jaar toenemen, dat is wel duidelijk. Maar de beurs zal het juist weer beter gaan doen. Beurzen anticiperen. Dat is al 250 jaar zo.” Nog meer Van Duijn-wijsheid? „Ik heb het even nagekeken. Ook in augustus 1982 en in december 1974 bereikten we diepe bodems. Toen was er sprake van een spectaculair herstel in korte tijd. Daar moet je bij zien te zitten.”
Dit is het laatste artikel in een serie over de beursmalaise.