De eeuw van Jaap en Ischa Meijer
Onder de titel ”De eeuw van mijn vader” schreef Geert Mak zijn bestseller, die inmiddels vele herdrukken heeft beleefd. Geert Mak beschrijft een gereformeerde familie. Historica Evelien Gans heeft ook een familiegeschiedenis van (bijna) een eeuw geschreven: de Joodse familie Meijer. Vader Jaap en zoon Ischa. Beiden waren bekend en gevreesd.
Jaap Meijer (1912-1993) was een fabelachtig geleerde en zoon Ischa (1943-1995) is vooral bekend geworden door zijn interviews in Vrij Nederland en zijn columns in Het Parool. Eigenlijk beschrijft Evelien Gans de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in de twintigste eeuw vanuit het perspectief van de familie Meijer. Dat maakt het boek buitengewoon boeiend. Maar ook vermoeiend! Soms gaat het pagina’s lang over allerlei gebeurtenissen in de Joodse gemeenschap zonder dat de familie Meijer ter sprake komt. De auteur spreekt van „de teugels laten vieren en dan weer strak aantrekken.” Het boek biedt op deze manier geweldig veel achtergrondinformatie die kleur geeft aan de omstandigheden waarin de Meijers verkeerden.Het ”strak aantrekken” is (gelukkig) niet haar sterkste kant. Het is een dubbelbiografie geworden die uit twee dikke delen zal bestaan. In het nu verschenen eerste deel valt het hoofdaccent op Jaap Meijer. In deel twee, waarvoor Evelien Gans zeker nog drie jaar nodig denkt te hebben, zal de nadruk sterker vallen op Ischa.
Academisch feest
De wortels van de familie Meijer liggen in de provincie Groningen. Jaaps vader was er venter en marskramer. Vaak ging Jaap met zijn vader mee, van boerderij naar boerderij, om iets te verkopen. Ze waren straatarme Joden. Al op twaalfjarige leeftijd ging Jaap naar Amsterdam voor studie. Enerzijds knaagde het heimwee, anderzijds leefde hij op in de grote Joodse gemeenschap in de hoofdstad.
Het standsverschil binnen de gemeenschap was zeer groot. Op een uiterst pijnlijke manier bleek dat bij de promotie van Jaap, die inmiddels getrouwd was met Liesje Voet. Liesje kwam uit de ”gegoede stand” en keek neer op haar schoonfamilie uit Winschoten. Die mochten van haar niet bij het ”academisch feest” aanwezig zijn. Jaap ging daarmee akkoord. Zou hij bang zijn geweest dat zijn familie een hinderpaal was die hem belette om opgenomen te worden in de wereld van geletterden?
Jaaps studie ging van een leien dakje. Hij promoveerde in oktober 1941. De Joodse hoogleraren en medewerkers waren al ontslagen en Joden werden niet meer ingeschreven. Het werd een hoogst merkwaardige gebeurtenis: een Joodse promovendus moest toestemming vragen aan een NSB-bestuurder om bij de communist Jan Romein te mogen promoveren op de bekeerde Jood Isaac da Costa.
Westerbork
Jaap Meijer was de laatste Jood die in Amsterdam promoveerde. Uitvoerig en aangrijpend beschrijft Gans de steeds moeilijker wordende omstandigheden van de Joden in Amsterdam. Schaarste, onderduik, wantrouwen en verraad zijn aan de orde van de dag. In juni 1943 -Ischa is een paar maanden oud- werden Jaap en zijn vrouw Liesje op transport gezet naar Westerbork. Aan de hand van talloze gesprekken, bewaard gebleven correspondentie en dagboeken, beschrijft Evelien Gans het leven in Westerbork. In zekere zin werd daar het leven van de Amsterdamse Joodse gemeenschap voortgezet. Jaap gaf les aan (onder anderen) oud-leerlingen van het Joods lyceum en ’s avonds werd er voor ouderen avondschool gehouden, „om kennis op peil te houden.” Het leven ging zo veel mogelijk door. Er werden zelfs schaakwedstrijden gehouden en „een competitie om het barak-kampioenschap.” Het was tevens een vorm van elkaar bezighouden om de onderlinge spanningen wat te beteugelen.
Westerbork was een echt doorgangskamp. Iedere week arriveerden treinen met opgepakte Joden en iedere dinsdag vertrok er een trein ”naar het Oosten”. Het is verbijsterend dat er in Westerbork tóch nog Joden waren die de berichten over Auschwitz niet konden geloven.
Anne Frank
Op 15 februari werden Jaap en Liesje Meijer, met hun baby naar Bergen-Belsen overgebracht. Zeer uitvoerig beschrijft Gans het leven in dit vreselijke kamp, waar het leven door slechts één ding werd beheerst: eten. Het bracht verschillenden tot waanzin en kannibalisme. Het kamp heeft de kleine Ischa zwaar beschadigd. Na de bevrijding riep het kind van drie jaar (!) nog bevelen in het Duits. De brieven en getuigenissen van overlevenden geven een scherp beeld van de afgrijselijke toestanden en over de rol van de familie Meijer in het kamp. Je vraagt je af: zou Jaap Meijer in Bergen-Belsen zijn oud-leerlinge Anne Frank nog gezien en gesproken hebben? De families Meijer en Frank woonden in Amsterdam dicht bij elkaar en Anne zat op het lyceum waar Jaap leraar was.
In ruim 170 pagina’s geeft Gans een beschrijving van de kampen Bergen-Belsen en Tröbitz waar de familie Meijer van april tot juni ’45 heeft gezeten. Na lezing van die bladzijden raak je de verschrikkingen dagenlang niet meer kwijt. Door de citaten uit de brieven en door de interviews met overlevenden komt het allemaal zeer dichtbij.
Na terugkeer in het bevrijde Amsterdam stortte Jaap zich met een geweldige energie op zijn werk. Hij werd opnieuw leraar, maar zette zich ook met hart en ziel in voor de wederopbouw van de Joodse gemeenschap. Ontroerend is de beschrijving van de eerste samenkomst in de synagoge in Amsterdam. Op de foto zijn uitgemergelde mensen te zien, overlevenden uit het kamp of mensen die ondergedoken waren geweest. Velen hadden als enige van een (grote) familie de oorlog overleefd. En toch begon Rabbijn Tal de samenkomst met een lofverheffing: „Geloofd zij de Heere onze God, Koning der wereld, Die ons hebt doen leven, Die ons hebt in stand gehouden en Die ons hebt doen bereiken dit tijdstip.”
Ander naambordje
Aan deze gedecimeerde en zwaar geteisterde gemeenschap wijdde Jaap zijn krachten en hij zette zich in op veel fronten. Hij maakte in 1945 een reis door het land om de overgebleven Joodse gemeenten te bezoeken. Veel van die gemeenten waren er niet meer, of bestonden slechts uit twee of drie man. Een groot aantal synagogen was verwoest of deed dienst als pakhuis. In enkele plaatsen, zoals Hoogeveen, trof Jaap een ander naambordje op de deur: Gereformeerde Kerk (onderh. art. 31) - daar hadden de vrijgemaakten een leegstaande synagoge gehuurd.
De geschiedenis van het Joodse onderduik- en kampleven moest natuurlijk worden beschreven. Door allerlei verwikkelingen en conflicten is de officiële opdracht niet aan Jaap Meijer gegeven, maar aan Jacques Presser, die in 1965 zijn tweedelige werk ”De ondergang” publiceerde.
Bibliomaan
Evelien Gans schrijft eerlijk en objectief over Jaap Meijer. Hij is niet haar ”held” geworden. Zo beschrijft ze ook de moeilijkheden met Jaap Meijer als bibliothecaris van Ets Haim, de bibliotheek van de Joods-Portugese gemeente in Amsterdam. Er waren onregelmatigheden met betrekking tot het boekenbestand. „Intussen hebben de verhalen over Jaaps roof bijna mythische proporties aangenomen.” Ik geloof niet dat Jaap Meijer de boeken echt heeft verduisterd. Er moet een element aan de verhalen worden toegevoegd: Jaap Meijer was niet alleen bibliofíél, hij werd ook bibliomáán. Een bibliomaan neemt boeken mee naar huis om ze te bestuderen, en houdt ze vervolgens bij zich. Zonder boze opzet, maar het zicht op ”mijn en dijn” vervaagt. Een nog steeds voorkomend verschijnsel.
Evelien Gans heeft een prachtig boek geschreven over de Joodse gemeenschap in de vorige eeuw, met de familie Meijer als middelpunt. De uitgever heeft het zo uitgegeven dat het in de selectie kan worden opgenomen voor het ”best verzorgde boek van 2008”.