Kleinschaliger landschap is mogelijk
Grootschalige landbouw en een kleinschalig landschap lijken moeilijk samen te gaan. Toch kan dit anders, betoogt ir. Willem Rienks . Een kleinschaliger en aantrekkelijker landschap is mogelijk als schaalvergroting en landschapsontwikkeling op een creatieve manier worden gecombineerd.
Kleinschalige landschappen zijn van oudsher vooral te vinden op de zandgronden in de Achterhoek, Drenthe, Twente en Brabant. Deze landschappen zijn de afgelopen honderd jaar sterk veranderd. Agrarische percelen zijn aanzienlijk groter geworden, van ongeveer 2 hectare rond 1900 tot gemiddeld 4 à 5 hectare nu. Voor moderne melkveehouders is op dit moment 10 hectare eigenlijk optimaal.De druk op de schaarse overgebleven landschapselementen blijft. Het lijkt daarom onontkoombaar dat het historisch kleinschalig landschap verder verslijt. Boeren zullen percelen waar mogelijk blijven samenvoegen tot grotere eenheden. Sluipenderwijs zullen bomen op voormalige perceelsgrenzen verdwijnen.
In veel kleinschalige landschappen is een soort van cascolandschap ontstaan. De beplanting bestaat voornamelijk uit bomenrijen langs de openbare wegen en op de erven tezamen met een aantal bospercelen. Binnen dit casco liggen open agrarische ’kamers’ van 100 tot 300 hectare. Het huidige landschap zal daarom naar verwachting met de verdere schaalvergroting van de landbouw niet veel meer veranderen, gewoon omdat er weinig landschapselementen over zijn.
Interessanter is vervolgens de vraag of geen trendbreuk mogelijk is naar een kleinschaliger landschap. Uit een recent onderzoek van Wageningen UR blijkt dat dit zeker niet ondenkbaar is. De optimale grootte van percelen voor moderne toekomstige melkveebedrijven is 10 tot 20 hectare. Enerzijds levert het samenvoegen van percelen van 4 tot 10 hectare boeren ten minste 100 euro per hectare per jaar op. Anderzijds kost het omgerekend ongeveer 130 euro per hectare per jaar om rond dergelijke percelen beplanting aan te leggen en te onderhouden. Dit zou dan een modern kleinschalig coulisselandschap opleveren waarvan de open ruimten in plaats van 200 hectare een factor tien kleinschaliger zijn dan nu het geval is, maar waarbinnen moderne agrarische bedrijfsvoering heel goed mogelijk is.
Aantrekkelijk
Door rekening te houden met de toekomstige inrichtingswensen van moderne melkveebedrijven, kunnen beplantingen wel degelijk hun plaats terugkrijgen. Het spreekt vanzelf dat daarbij soms concessies nodig zijn. Landschapselementen die echt in de weg staan moeten verplaatst kunnen worden. Zo kan een modern en aantrekkelijk productielandschap worden geconstrueerd. Een landschap dat er decennia tegen kan. En het hoeft niet eens veel te kosten.
De baten van deze impuls zijn allereerst een aantrekkelijker landschap en tegelijkertijd een fijnere groene dooradering. Dit levert een meerwaarde op voor bewoners en toeristen die in het gebied recreëren en voor de natuur vanwege grotere en beter verbonden habitats.
Dit klinkt mooi. Realisatie zal echter niet vanzelf gaan. Het landschap van overmorgen ligt in de handen van de grotere melkveehouders. Zij willen grote percelen en hun land zo veel mogelijk rondom hun stal. Grondruil is van groot belang voor veehouders om hen te faciliteren bij de forse groei waar ze voor staan.
Gelet op de overstijgende belangen voor landbouw, natuur, burger en recreant ligt hier een taak voor de verschillende overheden (provincie, gemeente) en de diverse betrokken belangenorganisaties. Met enige creativiteit voor het ontwerp en de financiën en vooral met een praktische instelling lijkt het mogelijk om samen een duurzaam aantrekkelijk boerenlandschap vorm te geven waarbij schaalvergroting van de bedrijven samengaat met schaalverkleining van het landschap. Een landschap dat functioneel én fraai is. Een landschap dat tegen een stootje kan.
De auteur is onderzoeker landbouw en ruimte bij Alterra, onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum.