Jonge mantelzorgers hebben steun nodig
Er komt veel op jonge mantelzorgers af, schrijft Arie Ouwerkerk. Ondersteuning van deze risicogroep is hard nodig.
Kinderen die opgroeien met een gehandicapt broertje, een moeder met MS of een inwonende oma die steeds meer hulp nodig heeft, voelen zich niet anders dan andere kinderen. Toch behoren zij tot een risicogroep die problemen kan krijgen. Alle aandacht gaat immers meestal uit naar het chronisch zieke, gehandicapte of psychisch zieke gezinslid. Ook hebben de meeste jonge mantelzorgers, zoals we deze groep kinderen en jongeren zo mooi noemen, zorgtaken.Meestal gaat het niet zozeer om de lichamelijke zorg voor het gezinslid; verhoudingsgewijs is het maar een kleine groep jonge mantelzorgers die daarmee in aanraking komt. In vergelijking met hun leeftijdsgenoten zijn zij wel veel meer tijd kwijt met het helpen in de huishouding, met koken en bijvoorbeeld het halen van medicijnen bij de apotheek. Bij de indicatiestelling waarbij het aantal uren professionele zorg wordt vastgesteld, wordt zelfs gekeken of er kinderen ouder dan 9 jaar zijn. Want zij kunnen wel een deel van de (huishoudelijke) zorg op zich nemen…
De belasting van jonge mantelzorgers is vooral ook emotioneel. Het gaat dan over het ”zich zorgen maken over…” En daar kan iedereen zich wel wat bij voorstellen.
Opgroeien met een ziek of gehandicapt gezinslid heeft een aantal negatieve gevolgen. Jonge mantelzorgers scoren vaak hoger op depressieschalen en hebben veelal een negatief zelfbeeld. Daarnaast blijft er weinig tijd over voor vriendjes, sport en vrijetijdsactiviteiten. Ook worden slechtere schoolprestaties en lichamelijke klachten genoemd. Met name jongeren die zelfstandig gaan wonen, krijgen last van schuldgevoelens en het niet los kunnen laten van de zorg.
Erkenning
Uit een onderzoek in opdracht van Mezzo blijkt dat ondersteuning van jonge mantelzorgers hard nodig is. De aandacht gaat momenteel te veel uit naar het zieke gezinslid, maar het hele gezin moet ondersteund worden. Dat kan bijvoorbeeld door taken van de jonge mantelzorger over te nemen, maar ook door het hele netwerk van het gezin te versterken. Ondersteuning moet zich ook richten op het scheppen van mogelijkheden waar jongeren andere jonge mantelzorgers kunnen ontmoeten en waardoor ze even los van de zorg kunnen zijn.
Maar waar het eigenlijk allemaal om draait, is erkenning. Volgens een voorzichtige schatting van de jeugdmonitor van de GGD Rotterdam groeit ruim 38 procent van de kinderen op met een gezinslid dat ziek is of een beperking heeft. En dat zijn er nogal wat. Met goede ondersteuning en de juiste aandacht zullen deze jongeren veel minder snel een beroep doen op professionele zorg en minder snel uitvallen.
Gelukkig liggen er kansen. Er zijn al veel organisaties als lokale en regionale steunpunten mantelzorg die zich richten op jonge mantelzorgers en die lotgenotencontact tot stand brengen. Zij zullen zich de komende tijd moeten richten op samenwerking met bijvoorbeeld scholen, jeugdartsen, GGD’en en thuiszorgorganisaties. Het is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid dat jonge mantelzorgers goede ondersteuning krijgen.
Ook het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat de professionele zorg vaststelt, heeft een belangrijke rol. Het CIZ moet rekening houden met jonge mantelzorgers en ze niet met zorg- of huishoudelijke taken opzadelen, maar hun belasting signaleren en hen doorverwijzen naar ondersteuningsorganisaties.
De auteur is directeur van Mezzo, Landelijke Vereniging voor Mantelzorgers en Vrijwilligerzorg.