Cultuur & boeken

Op tijd nietsdoen

Titel: ”De kracht van burn-out”
Auteur: Armando Theunisse en Clémence Leijten, uitg. Ten Have, 2008
ISBN 978 90 259 5867 1
Pagina’s: 272
Prijs: € 22,50;

23 April 2008 13:49Gewijzigd op 14 November 2020 05:46

Titel: ”En nu laat ik mijn baard staan”
Auteur: Leen Zevenbergen, uitg. Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2006
ISBN 90 470 0242 3
Pagina’s: 191
Prijs: € 19,95.
Nietsdoen op je werk moet kunnen. Tussendoor dan. Vooraf mag ook, of achteraf. Kortom, er moet ruimte komen om niets te doen. Als mensen weer tijd krijgen om eens goed uit te ademen, in plaats van alleen in te ademen, zou het aantal burn-outers afnemen, zeggen Armando Theunisse en Clémence Leijten in hun boek ”De kracht van burn-out”.

Hoe komt het dat de stress welig tiert in werkend Nederland? Omdat veel werknemers op een halve manier leven, aldus de auteurs. Ze zijn voortdurend actief, ze denken na zonder te stoppen, ze ademen letterlijk verkeerd. Ze weten niet meer hoe ze passief kunnen zijn, hoe ze moeten voelen, hoe ze moeten doorademen.

Daarom moeten zowel werkgevers als werknemers oog krijgen voor een andere levenshouding, een andere arbeidsethiek, een andere bedrijfscultuur. Clémence Leijten legt uit hoe ze zich een werknemervriendelijke omgeving voorstelt.

„Soft en zakelijk moeten elkaar afwisselen. Ik krijg nogal eens boekjes in handen over „altijd fluitend naar je werk.” Dat is net zo eenzijdig als dat je altijd alleen mopperend naar je werk zou gaan. Het mag allebei. Fluiten doe je als je blij bent, niet omdat het moet. Wij merken dat we cliënten er een ontzettend groot plezier mee doen als we zeggen: Je mag ook mopperen. Organisaties moeten ruimte geven voor verdrietig zijn, en blij, en boos, en bang.”

Is die ruimte er niet?

„Nee. Als iemand mopperend rondloopt, zeggen mensen: „Kom Piet, beheers je. Doe flink mee.” Als iemand uit het raam zit te staren: „Heb je niets anders te doen?” Actief zijn wordt gewaardeerd, passiviteit niet.”

Elkaar oppeppen kan toch belangrijk en positief zijn?

„Ik denk dat die correctie uit jezelf moet komen. Elk mens heeft een ouder in zich -de kant die hem ’s morgens laat opstaan om naar het werk te gaan en die zorgt dat we gezond eten- en een kind, de dimensie die voelt en zich verwondert. De ouder zorgt ervoor dat je jezelf corrigeert.”

In uw boek staat dat burn-out steeds vaker voorkomt, het is een volksziekte aan het worden. Dat lijkt te bewijzen dat wij niet zo goed zijn in zelfcorrectie.

„Burn-outers hebben het in zich altijd actief te zijn, en verstandig, altijd te denken en verantwoordelijkheid te nemen. Zij doen alleen maar dát. Ze zijn actief, actief, actief. Op den duur zijn ze als mensen die opgepakt staan in een volle treincoupé en niet meer kunnen bewegen. Zij moeten weer passief durven zijn om dat bipolaire leven -dus niet dat halve leven- te krijgen dat wij ambiëren.”

Er bestaan cao’s. Bieden die niet voldoende bescherming voor mensen op de werkvloer?

„Ik vind dat geen bescherming. De werkgever legt op wanneer iemand pauze moet nemen. Dan kan het zijn dat je in jezelf voelt opborrelen: Nu wil ik even gaan zitten, terwijl je nog een uur moet wachten tot het 12.00 uur is - terwijl je omgekeerd, als het 12.00 uur is, net lekker bezig kunt zijn. De eigen maat voor elk mens is niet vast te leggen in cao’s.”

Verplicht spelen

In ”De kracht van burn-out” noemen de auteurs twee pogingen van werkgevers in de goede richting: de bedrijven Unilever en Google. Unilever (van Knorr, Unox, Ola, Dove) test zijn werknemers op hun fysieke en mentale gezondheid. Daarnaast krijgen ze adviezen om hun rook-, drink-, eet- en beweeggedrag te verbeteren. Sommigen worden naar een diëtiste of sportschool verwezen en het bedrijf biedt stresstrainingen aan.

Bij Google moeten werknemers verplicht spelen. Ze mogen 20 procent van de tijd van de baas besteden aan leuke dingen. Juist uit die 20 procent haalt Google zijn innovatiekracht: „Bijna alle marktintroducties vanuit Google, van Gmail tot Google Earth, blijken te zijn geworteld in speelprojecten van individuele medewerkers.”

Leijten en Theunisse citeren hier uit een boek van Leen Zevenbergen, ”En nu laat ik mijn baard staan”, dat werd uitgeroepen tot Managementboek van het Jaar 2007. Zevenbergen pleit in zijn boek eveneens voor nietsdoen: „Niet altijd natuurlijk, maar wel voldoende. Om zodoende vele malen productiever te zijn dan ze nu zijn. (…) Nietsdoen zou een verplicht onderdeel moeten worden van werken.” Over die verplichting denkt Leijten iets anders.

Wat Unilever doet, lijkt een mooi voorbeeld om bedrijfs- en werknemersbelang te combineren.

„Maar mensen hebben geen vrije keus. Unilever verkoopt een gezond product, wil dat werknemers gezondheid uitstralen en uiteindelijk zijn bedrijfsresultaten het motief. Bij Google is het niet alleen: Je mag spelen, maar: Je móét. Ik las pas een artikel in de Volkskrant waaruit bleek dat mensen die niet meer creatief konden zijn, werden ontslagen. Als bedrijven deze vriendelijke voorschriften gebruiken om de prestatie te verhogen, zijn ze unipolair.

IBM doet het best goed. Daar is ruimte voor persoonlijke wensen en bezigheden. Niemand zegt: „Zo, vrije middag?” als je om drie uur naar huis gaat.

Positief van deze voorbeelden is dat het eerste signalen zijn dat de samenleving open komt te staan voor nieuwe ideeën. Ruimte voor lummelen maakt mensen die zichzelf zijn, die meedenken en grenzen durven te verleggen. Daarvan hebben bedrijven profijt.”

Wat als iemand drukke diensten draait in de zorg? Hoe kan hij dan nietsdoen?

„Soms moeten geijkte patronen op de schop om ruimte te maken. Een cultuuromslag is heel belangrijk. Verpleeghuis De Poort in Amsterdam was er bijvoorbeeld op gefocust dat bewoners tussen de middag warm eten kregen. Die waren nog maar net uit bed en hadden juist ontbeten. Dus aten ze om halftwaalf nauwelijks iets; 60 procent van het voedsel ging zo de prullenbak in. Mensen raakten ondervoed, vielen om. Besloten werd de tijd van warm eten te verschuiven naar ’s avonds. Het gevolg was dat de ouderen actiever waren, minder moe en meer dingen zelf konden. Het kan best eens zijn dat er nu bejaarden zijn die zichzelf weer gaan wassen. Waardoor een verpleegkundige wellicht even kan gaan zitten met een kop koffie.”

U benadrukt in uw boek de eigen waarde van mensen. „De mens bepaalt zelf wat goed en slecht is.” Is uw theorie te rijmen met het geloof dat God boven alles staat en ons vertelt wat goed en slecht is?

„Als bij u opkomt dat God aangeeft wat je moet doen, is dat uw norm. Als bij mij opborrelt: Ik doe dit zelf, dan is dat mijn persoonlijke gevoel. De kern in deze theorie is dat voor iedereen een eigen maat geldt.”

Stel dat een christen iets wil wat God verbiedt, dan botst dat.

„Zou het zo kunnen zijn dat de ouder in de mens God is, en zegt welke regels gelden? Of je dat nu God noemt of iets anders, er zit een regelend element in ons. Als de balans goed is, zijn verantwoordelijkheid en overgave in evenwicht.”

Dit is het vierde deel in een serie over stress op het werk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer