Liter
Wie een wat prozaïsche instelling heeft, vindt weinig van zijn gading in het jongste nummer van Liter.
Veel poëtische geesten in de redactie, dat is wel duidelijk. Deze keer bevat het christelijk-literaire tijdschrift bijvoorbeeld gedichten van Jana Beranová, Menno van der Beek, Hilde Bosma, Mart van der Hiele, naast een beschouwing over het werk van Fleur Bourgonje en besprekingen van Toon Tellegen, Bette Westera, T. S. Eliot. Zelfs de verhalen die in dit nummer zijn opgenomen -van Wim Hofman en Eve Hilderman- zijn eigenlijk poëzie: korte stukjes vol fraai taalspel en diepzinnige gedachten, maar zonder duidelijke plot of psychologische ontwikkeling.Maar de liefhebber van proza mag dan kwantitatief niet zo aan z’n trekken komen, kwalitatief zit het wel goed. Liter opent namelijk met een heel boeiend en actueel interview met de schrijver Kader Abdolah. Bij het Nederlandse lezerspubliek werd hij mateloos populair met ”Het huis van de moskee”, waarin hij tegen de achtergrond van de politieke situatie een beeld schetst van het dagelijks leven in Iran.
Zijn nieuwe boek -te verschijnen in mei- gaat over de koran en over Mohammed, vertelt hij. „Hij is een persoonlijkheid op wie je verliefd kunt raken, maar je ziet ook zijn fouten. (…) Ik praat ze niet goed, ik verheerlijk Mohammed niet, maar ik leg hem gewoon uit. Tot nu toe is er namelijk iets beledigends gebeurd voor Mohammed: ze hebben hem verheerlijkt, heilig gemaakt. Dat is een tekortkoming.”
Abdolah kent de islamitische traditie van huis uit, maar heeft daar zelf mee gebroken - of iedereen dus zo blij zal zijn met de verlichte ideeën die hij in ”De Koran” en ”De boodschapper” gaat ventileren, is nog maar de vraag. Het moet voor veel moslims wel schokkend zijn om Abdolah in dit interview te horen zeggen: „Ja, het is Mohammed die de Koran geschreven heeft, niet Allah, gelukkig niet. (…) Volgens mij twijfelde Mohammed constant of het het woord van God was, of van hemzelf.” Of, wat nog verder gaat: „God en Allah zijn onze producten, ze zijn kleiner dan de mens. En toch is er meer aan de hand: iets dat groter is dan God of Allah. Er moet iets groters zijn. Maar wat dat is, daar komen we nooit achter.”
Voor Abdolah blijft er dus niets anders over dan de Koran als postmodernist te lezen: „Je kunt er alle kanten mee op. En daardoor haalt iedereen zijn eigen visie uit het boek. (…) Het ligt eraan bij wie de Koran binnenkomt. Ik heb er schoonheid in ontdekt. Maar geef je hem aan iemand van de taliban, dan vindt hij geweld.” Dat is dan Abdolahs oplossing voor het fundamentalisme: historisering, tekstkritiek en de betekenis van de boodschap bij de lezer leggen. Maar of daarmee de onderliggende filosofische vragen -wat is waarheid, wat is inspiratie, wat is geloof- zijn opgelost? Misschien iets voor een vervolgartikel.
Hoe dan ook, Liter mag best meer van dergelijke stukken publiceren, gekoppeld aan de actualiteit, aan de vragen die op dit moment het leven in Nederland beheersen. Natuurlijk zal de literatuur de politiek moeten overstijgen in universaliteit - maar de ontwikkelingen van de laatste eeuw laten toch ook zien dat literatuur een doodlopend spoor inslaat als teksten helemaal in zichzelf gekeerd raken, losgezongen van de dagelijkse werkelijkheid. Dat mag Liter wat mij betreft vaker laten zien.
Liter 49 (ISSN 1388 3143) telt 80 pagina’s. Een los nummer kost € 9,50, een abonnement € 33,- (stud. € 28,-), tel. 010-2430570.