Het gaat goed
Zes keer per week rolt de dagelijkse shot ellende door de brievenbus: de krant. We zijn kennelijk bereid om daarvoor te betalen en ons tegelijk te laten vergasten op allerlei reclame. Meestal is er al bladerend ook voldoende gelegenheid om je op te winden over iets onaangenaams.
Als columnist hoort dat dat bij je kerntaak, zolang het de bloeddruk niet in gevaar brengt. Vervolgens is het de bedoeling dat je er in zwart-witte termen iets over te berde brengt.Vaak is het geen enkel probleem om een aanknopingspunt te vinden. Ook als we -conform redactioneel beleid- dingen als allerlei kerkelijke kwesties en de goedgelovigheid ten aanzien van homeopathie buiten beschouwing laten. Die veroorzaken acute pijn- en schimpscheuten in de achterban en daar helpen verdunninkjes niet tegen.
Laat ik het deze keer daarom over iets anders hebben - een beetje mopperen komt dan wellicht later wel weer. Er is immers ook goed nieuws, maar dat valt jammer genoeg meestal niet zo op.
Ik ben in de gelukkige gelegenheid om met studenten om te gaan. Dat is een volkje waar soms met enige achterdocht naar gekeken wordt. Ze zouden maar wat vrijbuiteren, experimenteren met wijntje en trijntje, scheve schaatsen rijden. Ze zijn onder de ouderlijke controle vandaan, tarten het kerkelijk gezag en zijn in het algemeen gewoon lastig aanwezig. En af en toe wordt er ook nog gestudeerd.
Nu, ik mag zwart-wit zijn en ik kies deze keer voor wit. Want het kan ook gans anders. Ik heb net een weekend rond een Bijbels thema meegemaakt met een forse club studerenden. En ik zie daar een buitengewoon betrokken groep jongelui voor mij. Het enkele feit dat er zo veel zijn die andere bezigheden en baantjes opzijzetten is al een goed teken; zelfs in de argwanend-minimalistische interpretatie dat ze dan toch op zijn minst het Bijbelse thema op de koop toe nemen.
Verder is die betrokkenheid niet eens allereerst te merken aan de waarneming dat er gewoon netjes wordt opgeruimd, goed wordt afgewassen en het aantal pilsjes zonder enige aandrang van buitenaf door henzelf zeer beperkt is gehouden. Ik denk veel meer aan andere dingen.
’s Morgens is er een Bijbelstudie aan de hand van vragen. Nu kan het zo zijn dat er dan op vrij theoretisch en abstract niveau gesproken wordt over de betekenis van een tekstgedeelte. Het kan ook zo zijn dat er zó de nadruk wordt gelegd op indringende vragen van het type ”Wat doet dit met jou?”, dat het bijna lijkt alsof indringendheid automatisch leidt tot wedergeboorte.
Maar nog het één, nog het ander is het geval. Er is merkbaar sprake van betrokkenheid en dat is een reden tot dankbaarheid.
En dan de lezing. Geweldig om te zien hoe woorden opgedronken worden. Volledige aandacht als het gaat om de openbaring van Gods toorn in het kruislijden, intens luisteren als er verteld wordt van het werk van de Heere in de harten van concrete mensen, ver weg en dichtbij. De spreekwoordelijke speld.
En de gesprekken onderling? Natuurlijk, er zijn ook veel conversaties met een hoog huis-tuin-en-keukengehalte. Gelukkig maar, stel je voor dat dat niet zo was.
Maar dat is niet het enige. Daar vertelt iemand zijn levensverhaal. Hoe het totaal de verkeerde kant op ging, maar dat het nu anders is geworden; dat is merkbaar in het gedrag ook.
Er is ruimte voor de vraag of de verandering wel radicaal genoeg is, of het zo anders is geworden dat het voor Gods troon ook anders zal zijn.
Of neem een gesprekje waarin het zomaar ineens ging over de betekenis van het Evangelie. De Heere biedt Zijn heil aan, absoluut. En toch is er nog wat. Hij geeft ook geloof en dan is het net zo onmogelijk om niet te geloven als het eerst was om wel te geloven.
Ik weet het, die Apeldoorners doen hun best. Een krant vullen met alleen maar goed nieuws is een onmogelijke opgave. Maar bovenstaande impressies moesten mij toch even van het hart. Een beetje prikken en mopperen komt de volgende keer wel weer.
opinie voetnoot (u490(De auteur is manager van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs aan Driestar educatief te Gouda. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.