Opinie

Kerkelijke en geloofszending als hand en voet

Vaak wordt er over kerkelijke zending en geloofszending geschreven alsof het over twee groepen gaat die tegenover elkaar staan. Gelukkig is de realiteit anders, stelt Jaap Haasnoot. Hij pleit voor een eerlijk beeld van beide vormen van zending. In samenwerkingsverbanden kan ook gebruikgemaakt worden van elkaars sterke punten

14 April 2008 10:16Gewijzigd op 14 November 2020 05:44

Dr. J. Kommers (uitgezonden geweest via de Gereformeerde Zendingsbond) is „opvallend positief” over geloofszending, zo meldt het RD van 31 maart. Waarom is het zo ”opvallend” dat dr. Kommers zich positief uitlaat over de werkwijze van interkerkelijke zendingsorganisaties (ik gebruik deze term liever dan het woord ”geloofszending”)? Dat veronderstelt dat kerkelijke zending zich normaliter minder positief uitlaat over andere vormen van zending.In het verleden was dat zeker zo, maar gelukkig zijn er nu veel voorbeelden van samenwerkingsverbanden tussen kerkelijke organen en interkerkelijke zendingsorganisaties ontstaan. Vanwege die samenwerking zijn ook een aantal van de vooroordelen die er aan beide kanten waren, verdwenen. Het zou prachtig zijn als we ook de manier waarop er over beide organisatievormen van zendingswerk gesproken wordt, zouden kunnen aanpassen.

Karikatuur
Daarmee zeg ik niet dat we de verschillen niet mogen benoemen. Daar moet zeker ruimte voor zijn, als dat maar op een eerlijke en gebalanceerde manier gebeurt. De manier waarop dr. Kommers dat doet verdient navolging. Ik kom echter ook minder goede voorbeelden tegen waarin de eigen positie wordt geïdealiseerd en er een karikatuur van de andere groep wordt getekend. Dit gebeurt aan de kant van kerkelijke zending, maar ook aan de kant van geloofszending.

Kort geleden kwam ik in een kerkelijk zendingstijdschrift het volgende tegen. De vijf kenmerken van kerkelijke zending waren: de kerk is verantwoordelijk voor zendingswerk; de werker wordt uitgezonden namens de gemeente; ambtsdragers onderzoeken de roeping en bekwaamheid; de gemeente ondersteunt met gebed, meeleven en financiën; na terugkeer van de zendings werker blijft de kerk geroepen.

De geloofszending werd daarnaast als volgt getypeerd: de werker wordt uitgezonden door een organisatie; er is nauwelijks een rol voor de ambten in de gemeente; de nadruk ligt op de persoonlijke roeping; er is overgave aan Gods voorzienigheid in persoonlijke omstandigheden; een persoonlijke achterban voorziet in middelen.

Verleden tijd
Er zou heel veel te zeggen zijn over deze twee rijtjes van vijf. Ik beperk me nu even tot de rol van de uitzendende gemeente. In de genoemde typeringen wordt de rol van de gemeente bij kerkelijke zending gemaximaliseerd en bij geloofszending geminimaliseerd. Dit is een voorbeeld van een heel kleurig plaatje van jezelf schetsen en een nogal donkere tekening van de ander.

Het is namelijk nog niet zo heel lang geleden dat juist bij kerkelijke zendingsorganen de rol van de plaatselijke gemeente zeer klein was bij uitzendingen. Het zendingsorgaan deed de werving, uitzending en begeleiding van de werkers. De plaatselijke gemeenten zorgden vooral voor de financiële middelen. Gelukkig is deze situatie nu anders en heeft de plaatselijke gemeente binnen kerkelijke zending een meer prominente plaats ingenomen.

Mijn indruk is dat dit vooral gebeurd is onder invloed van de manier van werken van interkerkelijke zendingsorganisaties. Want het is waar dat in het verleden deze organisaties werkers uitzonden met een minimale inbreng van de plaatselijke gemeente, maar die tijd ligt ver achter ons. Over het algemeen (uitzonderingen zijn altijd mogelijk) zenden interkerkelijke organisaties geen mensen uit zonder de nadrukkelijk betrokkenheid van de plaatselijke gemeente bij het hele proces van uitzending. Het is dan ook een karikatuur om dit in deze tijd als kenmerk van geloofszending op te voeren.

Wereldkerk
Het gesprek over de plaats van beide vormen van zending is belangrijk, maar kan alleen vruchtbaar zijn als we daarbij zicht houden op de wereld en de wereldkerk. We leven in een wereld met veel veranderingen. Criteria als ”zendingsgebied” en ”zusterkerk” kunnen zomaar tot het verleden gaan behoren. Onder invloed van migratie en globalisering worden (lands)grenzen diffuus en kan het zijn dat de bevolkingsgroep die eerst in Oost-Europa woonde, nu vooral in de voorsteden van Parijs te vinden is.

Daarbij is ook de wereldkerk sterk aan het veranderen, dr. Kommers wijst daar terecht op. Ik weet van een Lutherse kerk in Afrika die zelfstandig contacten legt met tientallen zendings- en ontwikkelingsorganisaties die een lutherse, presbyteriaanse en evangelische achtergrond hebben. De kerk bepaalt daarbij zelf met wie ze in zee gaat. Deze veranderingen zullen ook hun weerslag hebben op de relatie tussen kerkelijke organen en interkerkelijke zendingsorganisaties.

Ik ben blij met de vele samenwerkingsverbanden die er nu al zijn en die kunnen verder uitgebouwd worden. Daarbij is een open en eerlijk gesprek over de geschiedenis en waarden van beide partners noodzakelijk. Want het gaat ons toch om dat ene doel dat meer mensen onze God en het Lam gaan verheerlijken? Wat is het dan prachtig als de ene partner waarden als trouw, geloof en kwaliteit meebrengt en de andere partner dat aanvult met enthousiasme en doorzettingsvermogen. Dan worden de bijvoeglijke naamwoorden minder belangrijk en gaat het vooral om zending.

De auteur is beleidsmedewerker bij de Evangelische Zendingsalliantie. Hij is zelf uitgezonden geweest in een samenwerkingsverband tussen de Gereformeerde Zendingsbond en Wycliffe Bijbelvertalers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer