Voedselschaarste
Kunnen we trots zijn op Nederland? Volgens Kamerlid Verdonk, die vorige week een nieuwe politieke beweging startte, lukt dat onder andere door flink te bezuinigen op ontwikkelingshulp. Twee derde van de 4 miljard euro aan armoedebestrijding stroomt nutteloos de grens over en kan beter binnenslands blijven, stelt Verdonk.
Terwijl haar gasten zich te goed doen aan een hapje en een drankje en klagen over files en de hoge brandstofprijzen, gaan in Haïti, Pakistan, Egypte, Ivoorkust en de Filipijnen mensen de straat op om te protesteren tegen de stijgende voedselprijzen. De één maakt zich druk over de vraag hoe hij zijn benzinetank nog kan vullen, de ander is bezorgd over zijn lege maag.Die vergelijking maakte de president van de Wereldbank, Zoellick, gisteren tijdens een persconferentie. In veel ontwikkelingslanden besteden de armen driekwart van hun inkomen aan voedsel. Zoellick illustreerde dat met de prijs van rijst, die in twee maanden tijd 75 procent gestegen is. Een inwoner uit Sudan betaalde twee jaar geleden 235 dollar voor een ton witte bonen maar moet nu 1160 dollar neertellen. Daarmee vergeleken valt de stijging van de olieprijs nog wel mee.
Ook landen waar de laatste jaren juist een verbetering te bespeuren viel, krijgen nu harde klappen. In Jemen is tussen 1998 en 2005 de armoede aanzienlijk teruggedrongen, maar de Wereldbank becijfert nu dat het land door de verdubbeling van de tarweprijzen in één klap terug bij af is.
Een recente raming van de Wereldbank laat ook zien dat het einde van die prijsstijgingen nog lang niet in zicht is. De prijzen zullen naar verwachting in 2008 en 2009 hoog blijven, en de prijzen van rijst en suiker zullen ook in 2010 nog stijgen. Rijst springt eruit, omdat dat voedsel waarschijnlijk ook op de lange termijn duur blijft, terwijl meer dan de helft van de wereldbevolking voor zijn voeding op dit graanproduct aangewezen is.
Het is daarom terecht dat Nederland, net als Groot-Brittannië, heeft bepleit dit punt op de agenda te plaatsen voor de topbijeenkomst van de zeven grootste industrielanden, de G7, die vandaag in Washington begint. Eigenlijk zou de kredietcrisis daar het belangrijkste agendapunt zijn, maar de Britse premier Brown vindt de voedselschaarste minstens zo urgent.
De G7 ziet zich daarmee voor een immens probleem geplaatst. Een van de oorzaken voor de voedselcrisis is dat er steeds meer landbouwareaal wordt gebruikt voor biobrandstoffen, om zo het klimaatprobleem terug te dringen. Daardoor slinken de voedselvoorraden in de wereld en stijgen de prijzen. The Economist beschreef onlangs dat de Verenigde Staten zoveel maïs verbouwen om bioethanol te produceren dat alleen daarmee al de helft van het voedseltekort terug te dringen is. Om één tank van een SUV te vullen met deze brandstof is een hoeveelheid mais nodig waarmee één persoon zich een jaar zou kunnen voeden.
Toch zijn wetenschappers ervan overtuigd dat de wereld voldoende voedsel kan produceren om de bevolking te voeden. De hogere prijs zal de productie stimuleren, maar internationale handelsbarrières kunnen dat proces remmen. Westerse landen kunnen een duit in het zakje doen, bijvoorbeeld door hun eigen productie weer te verhogen en niet zomaar meer agrarische gebieden terug te geven aan de natuur. En die andere duit natuurlijk, in het zakje van de ontwikkelingssamenwerking.