Voorkom verzoek om levensbeëindiging
De samenleving moet alle energie steken in het voorkomen van een verzoek om levensbeëindiging en niet in de legalisering ervan en uitbreiding van de euthanasiewetgeving, vindt dr. R. Seldenrijk. Hij reageert op het interview met Rob Jonquière, directeur van euthanasievereniging NVVE (RD van zaterdag).
”Een pil als garantie” luidde de kop boven het interview. Natuurlijk geven we niet zomaar een pil van Drion, maar na een ’doodsexamen’, en het ’diploma’ is twee jaar geldig. Hierachter ligt het levensgevoel van de Griekse wijsgerige stroming van de Stoa: de deur naar de dood staat altijd open. Wat is ons antwoord?Het is een teken aan de wand als mensen levensmoe worden en uit het leven worden geholpen. Dat kan dan ook bij alle andere vormen van lijden aan het bestaan. Denk aan verbroken liefdes, zakken voor een examen, verlies van een baan of sterven van een partner. Is dit het failliet van een zorgzame samenleving, van individualisme en autonome zelfbeschikking?
Deze ontwikkeling kan een eigen dynamiek krijgen die moeilijk in de hand is te houden. Zelfs ook anderen dan artsen zouden dan levensbeëindigend moeten mogen handelen. Bovendien is de groep die nu voor deze pil in aanmerking komt slechts de eerste lichting. We hebben hier te maken met het hellende vlak waarvoor van meet af aan bij de euthanasiewetgeving is gewaarschuwd.
De samenleving moet zich afvragen hoe het komt dat vooral hoogbejaarde mannen vereenzamen en het leven niets meer waard vinden. Hechten wij te veel waarde aan de maakbaarheid, het cosmetische, aan wat mooi en snel is? De economisch-technische benadering verschraalt de zorgverlening. Vereenzaming kan een verwoestende uitwerking hebben op de leef- en draagbaarheid van het bestaan. Is er nog sprake van een vrije keus als wij mensen tegen de koude muur van de verlatenheid zetten?
Zinervaring
De grondopdracht van mensen is: ”Kiest dan het leven…” Die verschuift naar de achtergrond. Het aardse lijden lijkt zinloos, omdat in feite het aardse leven zinloos lijkt. Het gaat er niet in de eerste plaats om of de grenzen voor levensbeëindigend handelen kunnen worden verlegd. Belangrijker is welk antwoord we willen geven op het risico van vereenzaming en moedeloosheid.
Dat vraagt om kwalitatieve en kwantitatieve investeringen van ons als samenleving. Die beginnen met bewustwording van de eigenlijke problematiek. Dan gaat het om aandacht voor de spirituele dimensie en de betekenis van levensovertuiging, voor de menselijke waardigheid ook. Denk aan het betrekken van ouderen op hun maat in activiteiten en taken. Denk aan een netwerk van ouderenadviseurs en bezoekprojecten en aan vrijwillige thuishulp. En het maatschappelijk bevorderen van het verenigingsleven. Het gaat om het met betrokkenen zoeken naar zinervaring en niet om dodelijke omhelzing.
Een samenleving die zichzelf respecteert, steekt alle energie in het voorkomen van een verzoek om levensbeëindiging en niet in de legalisering ervan en uitbreiding van de euthanasiewetgeving. Hoog tijd dus om ernst te maken met de sociale samenhang binnen onze samenleving. Dat brengt mij bij het eerste prestatieveld van de WMO: bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. En het vierde: de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Nu de theorie van de WMO nog in praktijk brengen.
Wat stellen wij uiteindelijk tegenover de doodswens van onze tijd? Hetzelfde wat de jonge kerk gebruikte tegenover de Stoa: het Evangelie. Wij mensen zijn gelukkig niet van onszelf en aan onszelf overgeleverd, maar wij zijn van God (Rom. 14:8). Los van de vraag of er voor dit argument plaats is, behoudt dit argument zijn kracht.
De auteur is directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging.