Blijf dicht bij grondtekst bij aanpassen SV
Er moet een open gesprek zijn over de mate waarin aanpassingen worden doorgevoerd in de Statenvertaling, aldus dr. R. Seldenrijk en drs. A. A. van der Schans (RD van dinsdag). Pim Mellegers waardeert hun oproep, maar vindt het jammer dat zij niet duidelijker zijn in het aandragen van oplossingen.
Hoewel ik geen theoloog, hebraïcus, neerlandicus of kenner van het Grieks ben, voel ik mij als dagelijks gebruiker van de Statenvertaling met kanttekeningen toch gelegitimeerd mijn stem te laten horen. Een drietal zaken die de auteurs ter sprake brengen behoeven mijns inziens een meer expliciete omschrijving, omdat hier verwarring kan ontstaan.Allereerst de opmerking dat de Statenvertalers de taal van hun eigen tijd gebruikten en verouderde woorden vermeden. Ik kan de juistheid van deze stelling niet geheel bewijzen of ontkrachten, daarvoor is een gedegen onderzoek nodig door kenners van het vroegzeventiende-eeuwse taaleigen. Een aanzet hiervoor is in 1937 gegeven door J. Heinsius in de herdenkingsbundel ”De Statenvertaling 1637-1937” (heruitgegeven in 1977).
Uit deze verkennende studie blijkt dat de statenvertalers inderdaad eigentijdse woorden gebruikten. Maar wat de zinsbouw en grammatica betreft zeggen de vertalers zelf: „Wy zijn gebleven by de woorden, ende ordre der woorden de Hebreeuwsen Texts, so na ende naeuwe alst ons eenichsins is mogelick geweest.” Het Griekse en Hebreeuwse taaleigen was (en is) goed te herkennen.
Overigens is dit een logisch gevolg van de opdracht die de Dordtse synode in 1619 aan de vertalers gaf: „Dat zij altijd bij den oorspronkelijke tekst zorgvuldiglijk blijven, en de manier van spreken der oorspronkelijke talen zoo veel de duidelijkheid en de eigenschap der Nederlandse sprake kan toelaten, behouden. Maar, indien ergens een Hebreeuwse of Griekse wijze van spreken voorviel, die harder ware, dan dat ze wel in den tekst gehouden zal kunnen worden, dat zij deze aan den kant naarstiglijk aantekenen.”
Het valt mij op dat Seldenrijk en Van der Schans hierover niet reppen. Wellicht omdat voor hen dit uitgangspunt volkomen vanzelfsprekend is. Het is mijns inziens echter nuttig om dit expliciet vast te stellen. Het lijkt mij correct en zowel wetenschappelijk als theologisch en historisch verantwoord dat, mede door het handhaven van het Hebreeuwse en Griekse taaleigen, de vertaling van Gods Woord zeer dicht bij de grondtekst blijft.
Een tweede aspect dat mij opvalt, is de opmerking over de ontvangst van de Statenvertaling. Velen zouden willen vasthouden aan de Deux-aesbijbel. Ook deze uitspraak behoeft mijns inziens nuancering. In de reeds aangehaalde gedenkbundel schrijft dr. C. C. de Bruin dat rond 1650, dus al na dertien jaar, de Statenvertaling bijna overal ingevoerd was. Grote theologische of maatschappelijke debatten hierover bleven achterwege. Het invoeren moest volgens de Gelderse synode van 1638 „met de meeste sachtichheit en discretie” plaatsvinden. Kennelijk is men daarin geslaagd.
Aangewezen weg
Het laatste aspect dat ik wil noemen is de onduidelijkheid in het gebruik van de aanduiding ”Herziene Statenvertaling”, door de auteurs consequent met hoofdletters geschreven. De inleiding van het betoog suggereert dat het gaat over de HSV, immers die wordt op de synode van de Gereformeerde Gemeenten besproken. Ook het gebruik van de term ”Herziene Statenvertaling” suggereert dit.
In de tekst zelf lijkt het echter alleen te gaan over het herzien van een aantal woorden. Het is mij niet duidelijk of de auteurs dit ook echt bedoelen. Immers, het lijkt erop dat zij bedoelen dat er een open gesprek over de HSV moet komen of dat er naast de HSV een andere ”herziene SV” zou moeten komen, of dat het eigenlijk een oproep is aan de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) om, in open gesprekken (met wie?) tot een herziening van een aantal woorden te komen. Kortom, hier is veel ruimte voor verschillende interpretaties en dus voor verdere verwarring.
De HSV heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. Mijns inziens is de meest aangewezen weg voor een verantwoorde herziening: pas zo veel mogelijk verouderde woorden aan, maar behoud vooral het Hebreeuwse en Griekse taaleigen. Anders gezegd: blijf dicht bij de grondtekst. Dit lijkt mij primair een taak voor de GBS, in samenspraak met bekwame hebraïci, neerlandici, theologen, predikanten en kenners van het Grieks.
Concluderend, het is zeer te waarderen dat de heren Seldenrijk en Van der Schans dit onderwerp onder de aandacht brengen. Het is tegelijkertijd ook jammer dat zij niet duidelijker zijn in de door hen voorgestane oplossingsrichting.
De auteur is fysiotherapeut en docent.