Studiezin binnen reformatorische kring neemt beslist af
De joodse Talmoed is er stellig over. „Wie niet in kennis vooruitgaat, gaat achteruit.” Om die reden blijven Joden hun leven lang graven in de Thora en voelen zij het als een plicht hun kinderen de woorden van de wet in te scherpen. Toen het volk de kennis niet meer had, werd het uitgeroeid (Hosea 4 : 6). Gebrek aan Bijbelkennis is een groot gevaar. Ook in onze moderne samenleving die wel als een kenniseconomie wordt gedefinieerd.
Studenten Nederlands aan enkele universiteiten kunnen intekenen op een cursus basale Bijbelkennis zodat ze beter in staat zijn om literaire teksten beter te kunnen begrijpen. De resultaten van de instaptoets tonen keer op keer aan hoe nodig het is dat de aankomende neerlandici hun kennis op dit terrein bijspijkeren. Hun antwoorden geven aan onthutsend beeld van de lacunes.Op de vraag wie de vrouw van Abraham was, antwoordt meer dan 10 procent: Jeanne d’ Arc. Een vergelijkbaar percentage denkt dat Sodom en Gomorra een gelukkig getrouwd echtpaar uit het oude Israël was. Bijna driekwart van de studenten weet niet dat Mattheüs een van de vier evangelisten was en ruim de helft is niet in staat de naam van het eerste Bijbelboek te noemen. Zelfs weet een vijfde van de studenten niet wat een psalm is.
Jongeren met een christelijke achtergrond zullen zich wellicht over dergelijke kennisachterstand verbazen. Een bijspijkercursus Bijbelkennis is voor hen niet nodig; denken ze althans. Zij hebben immers thuis, op school en in de kerk de Bijbelse verhalen bij herhaling gehoord. En inderdaad, vergeleken met het gros van de Nederlanders hebben zij op dit punt een voorsprong. Maar daarmee is niet gezegd dat de kennis van Bijbel en belijden op het gewenste niveau zit.
Geen niveau
De komende paasdagen of enkele weken later zullen weer honderden jongeren in de kerk belijdenis van het geloof afleggen. Daarbij wordt hen gevraagd of zij verklaren de leer van hun kerk, die zij „geleerd, gehoord en beleden hebben” te houden voor „de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schrift.”
Met het jawoord op deze en enkele andere vragen worden de belijdeniscatechisanten lid van de kerk. Tegelijk sluiten ze daarmee een lange periode van kerkelijk onderwijs af. Ze mogen voortaan meepraten, maar worden dientengevolge ook geacht mee te kunnen praten. Dat ze daarvoor tenminste de kennis hebben.
Ervaringen van predikanten en uitkomsten van verschillende onderzoeken laten echter zien, dat het met de kennis van Bijbel en belijdenis bepaald niet goed is gesteld. Weliswaar weten kerkelijke jongeren (en ook ouderen) meer van de Bijbel dan de genoemde studenten Nederlands, maar het niveau van de kennis is vaak nauwelijks aanvaardbaar te noemen. Het is onthutsend dat op een reformatorische studentenkring meer dan de helft van de jongeren eerlijk zegt nog nooit de Dordtse Leerregels te hebben doorgelezen en dat 23 procent van hen niet in staat is de Bijbelboeken van het Oude testament zonder fouten op te noemen.
Ervaring
De Franse denker Blaise Pascal heeft gewaarschuwd dat oppervlakkige kennis een vloek is voor het christendom. Die waarschuwing heeft in onze tijd zeker betekenis. Parate kennis wordt vandaag de dag minder gewaardeerd dan vroeger. Dat heeft twee oorzaken.
In de eerste plaats is van invloed dat in onze informatiemaatschappij het belangrijker wordt gevonden dat mensen weten waar ze iets kunnen vinden als ze het nodig hebben, dan dat ze de feiten beheersen. Er wordt daardoor bijvoorbeeld in het onderwijs minder aandacht gegeven aan het uit het hoofd leren van rijtjes.
Een tweede factor is dat er binnen het christendom de gedachte is gaan heersen dat het niet om kennis maar om ervaring gaat. Geloven is niet weten, maar beleven. Immers, wat heb je aan kennis in het hoofd die niet in het hart ervaren wordt?
Het gevolg van deze ontwikkeling is dat de studiezin is afgenomen. De tijd dat op jongelingsverenigingen stevige inleidingen en discussies werden gehouden over leerstellige thema’s ligt al ver achter ons. Jeugdverenigingen hebben beslist een belangrijke functie. Maar het aspect studie heeft wel moeten inleveren ten gunste van ontmoeting.
Voor een belangrijk deel is dit wel gecompenseerd door de komst van orthodox-christelijke en reformatorische scholen, waar gedegen godsdienstonderwijs wordt gegeven. Maar daarmee is niet alles gezegd. Aan gedegen Bijbelkennis mankeert het nog wel eens. Veel volwassenen hebben er na de Bijbellessen op school en de catechisaties weinig meer aan gedaan om hun kennis van de Bijbel uit te breiden. Het aantal kerkleden dat, net zoals hun voorouders, in staat is de Heidelbergse Catechismus uit het hoofd op te zeggen, wordt met het jaar minder. De tijd dat gedegen standaardwerken als de ”Institutie” van Calvijn, de ”Redelijke godsdienst” van Brakel of ”De viervoudige staat” van Boston werden doorgeploegd, ligt achter ons. Mensen hebben of nemen daar de tijd niet meer voor. „De kennis van de gereformeerde theologie bij gewone gemeenteleden neemt in ras tempo af en ook de parate Bijbelkennis wordt minder,” stelde professor Graafland al begin jaren negentig in een interview met deze krant.
Effecten
Die tendens heeft zijn effecten. Enerzijds lopen gemeenteleden van reformatorische kerken de kans meegevoerd te worden met allerlei wind van leer. Daardoor zijn (doop)leden vatbaar voor bijvoorbeeld de zuigkracht van de evangelische beweging, die aansluit bij de moderne behoefte aan beleving.
Anderzijds heeft die tanende kennis tot gevolg dat mensen in het gesprek met andersdenkenden soms nauwelijks in staat zijn uit te leggen waarom zij lid zijn van een bepaalde kerk en wat de eigen (leerstellige) kenmerken van die kerk zijn. Zonder dat een belijdend gemeentelid kerkelijke hoogmoed ten toon spreidt, mag toch van hem verwacht worden te kunnen vertellen wat zijn kerkverband onderscheidt.
De Bijbel waarschuwt dat de kennis opgeblazen maakt. Maar tegelijk is daar de opdracht de Schriften te onderzoeken, de kennis daarvan eigen te maken. Daarbij mag uiteraard niet worden vergeten dat de Bijbelse duiding van het begrip kennis zowel het hoofd als het hart omvat. De tegenstelling tussen kennis en beleving wordt in de Bijbel dus niet gemaakt.
Het gaat om weten en er naar leven. Om beide. Kennis hebben en er niet naar leven is huichelarij. Maar hoe kan men er naar leven zonder de kennis te hebben? Dat is een stuurloos leven. De buitenwereld verwacht dat christenen weten waarover ze het hebben als ze zeggen het christelijk geloof aan te hangen. En terecht.
Parate kennis van Bijbel en belijdenis is van belang. Allereerst om als gemeentelid daarin geworteld te raken en te blijven. Dat geldt zowel de catechisanten als de belijdende leden. De wijsheid van de Talmoed is daarbij beslist nog actueel: wie niet in kennis vooruitgaat, gaat achteruit. Daarom is het nuttig om ook op oudere leeftijd teksten uit het hoofd te leren, kennis van gereformeerde theologie te vergaderen. Daarnaast is het van belang de goede woorden te hebben als kerkleden geroepen worden rekening en verantwoording af te leggen van hun overtuiging. Daartoe moeten zij te allen tijde bereid zijn. Te vaak staan reformatorische christenen nog met een mond vol tanden.