De soldaten hebben zich, samen met Arabische milities, schuldig gemaakt aan plundering en verkrachting nadat zij op 8 februari drie dorpen in het westen van Darfur hadden gebombardeerd. Bij de bombardementen kwamen zeker 115 mensen om het leven. Dertigduizend mensen moesten hun huizen ontvluchten. De aanvallen op de dorpen maakten onderdeel uit van de militaire strategie van het leger, stelt het rapport.Twee van de dorpen brandden grotendeels af. Sommige inwoners, onder wie een 75-jarige blinde vrouw en een gehandicapt meisje, verbrandden levend in hun huizen. Het Sudanese leger zegt dat rebellen het doelwit van de luchtaanvallen waren, maar de rebellen ontkennen dat ze zich ten tijde van de bombardementen in de dorpen zouden hebben opgehouden.

Leden van de Arabische milities, de janjaweed, schoten willekeurig op de inwoners van een van de dorpen en staken systematisch huizen in brand en plunderden, stelt het rapport. De regeringstroepen deden niets om dit te voorkomen. Sommige Sudanese soldaten namen zelfs deel aan de plunderingen en maakten zich schuldig aan verkrachting, zeiden ooggetuigen tegen VN-deskundigen.

Verhalen over verkrachtingen door de janjaweed en Sudanese soldaten doen al vijf jaar, sinds het begin van het conflict in Darfur, de ronde. In 2003 namen etnisch-Afrikaanse stammen de wapens op tegen de door Arabieren gedomineerde regering in de hoofdstad Khartoem. Sindsdien zijn zeker tweehonderdduizend mensen omgekomen en 2,5 miljoen mensen op de vlucht geslagen.