Cultuur & boeken

Verzegelde enveloppen

Vergrijzing staat al jaren hoog op de politieke agenda. Logisch dus dat ouder worden ook in de literatuur een hot item is. De 73e Boekenweek, die woensdag begint, speelt in op deze trend met het motto ”Van oude menschen… De derde leeftijd en de letteren”.

12 March 2008 09:32Gewijzigd op 14 November 2020 05:37
Het autobiografische geheugen groeit samen met ons op. Het is onze intiemste metgezel. Het is het register dat we raadplegen als iemand ons vraagt wat onze vroegste herinnering is, hoe het huis eruitzag waar we als kind hebben gewoond of wat het laatste b
Het autobiografische geheugen groeit samen met ons op. Het is onze intiemste metgezel. Het is het register dat we raadplegen als iemand ons vraagt wat onze vroegste herinnering is, hoe het huis eruitzag waar we als kind hebben gewoond of wat het laatste b

Het thema is ontleend aan de roman ”Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan” van Louis Couperus uit 1906. Couperus beschrijft in dit boek een groep stokoude mensen die in het Den Haag van rond de vorige eeuwwisseling worstelen met een vreselijk geheim uit het grijze verleden.Gelijktijdig met de Boekenweek wordt voor de vijfde maal de Week van het Christelijke Boek gehouden. Het thema van deze week is min of meer vergelijkbaar: ”Toen ik een kind was - ouderen in christelijke boeken”.

Deze boekenbijlage staat helemaal in het teken van de Boekenweek, met interviews, recensies en beschouwingen naar aanleiding van publicaties -zowel fictie als non-fictie- over de ouder wordende mens.

Meer informatie: www.boekenweek.nl, www.bcbplein.nl.


Ouderdom komt met gebreken. Een van de in het oog springende symptomen die bij het ouder worden gaan opspelen is vergeetachtigheid. Toch is geheugen op leeftijd niet alleen maar in verval, stelt Douwe Draaisma in zijn jongste boek ”De geheugenfabriek”. „Mensen staan op hun veertigste verder van hun jeugd af dan op hun zeventigste.”

Dr. Douwe Draaisma is bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een paar jaar geleden, in 2001, werd hij bij het grote publiek bekend door zijn boek ”Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt”. Ruim 100.000 exemplaren ervan gingen over de toonbank en het is in meer dan 15 talen vertaald. In dat boek nam Draaisma het autobiografische geheugen onder de loep, dat deel van het geheugen waarin mensen hun persoonlijke lotgevallen opslaan. „Het is het register dat we raadplegen als iemand ons vraagt wat onze vroegste herinnering is, hoe het huis eruitzag waar we als kind hebben gewoond of wat het laatste boek is dat we hebben gelezen. Het autobiografische geheugen groeit samen met ons op. Het is onze intiemste metgezel”, vat Draaisma samen in zijn werkkamer in het Heymansgebouw van de Groninger universiteit.

Kennelijk heeft u bij veel mensen een snaar geraakt?

„Ik hoor dat het boek zelfs in gezinsverband wordt gelezen. Broers en zussen vragen naar elkaars allereerste herinneringen, willen weten of de anderen ook het gevoel hebben dat de tijd steeds sneller gaat. Blijkbaar resoneert het boek mee met de persoonlijke ervaringen van mensen. ’t Is trouwens ook een populair verjaardagscadeau, bijvoorbeeld als iemand vijftig wordt. Vaak is het dan een beetje pesterig bedoeld.”

Waarom schreef u ”De Heimweefabriek”?

„Dat het nu verschijnt heeft te maken met de Boekenweek. Het boek sluit aan bij het thema ”Van oude menschen…”. De belangrijkste boodschap die ik wil meegeven is dat het geheugen bij het ouder worden niet alleen maar in verval raakt, maar ook verrassend nieuwe perspectieven biedt.”

Zoals…?

„Een van de opmerkelijkste dingen is de terugkeer van vroege herinneringen na je zestigste, de zogenoemde reminiscenties. Terwijl andere geheugenprocessen achteruitgaan -oudere mensen kunnen even niet op een naam komen, vergeten waar ze hun bril hebben gelaten- komen de herinneringen aan de jonge jaren, grofweg van 15 tot 25 jaar, glashelder naar voren. Het is een raadselachtig verschijnsel, vooral omdat het gaat om herinneringen waar mensen eerder geen toegang toe hadden. Ze zijn al lang en breed vastgelegd, maar onder embargo. De veertig- of vijftigjarige mag denken op de hoogste trede van de levenstrap te staan en op die positie gebeurtenissen van gewicht en belang mee te maken, twintig jaar later, als de verzegelde enveloppen opengaan, blijkt dat hij vooral terugdenkt aan wat hij als tiener en jonge volwassene heeft beleefd. Als je zeventig bent sta je dichter bij je jeugd dan wanneer je veertig bent.”

Kunt u daar voorbeelden van geven?

„Je ziet dat mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, de laatste jaren met hun verhalen naar buiten komen. Vaak is gedacht dat ze herinneringen aan die nare periode lang hebben verdrongen, tot het niet langer ging. Uit onderzoek in Denemarken bleek iets anders. Gevraagd naar belangrijke publieke gebeurtenissen in hun leven vertelde ongeveer de helft van de tachtigjarigen een herinnering die verband hield met de Duitse bezetting. Maar van de honderdjarigen deed helemaal niemand dat. Zij noemden dingen uit de tijd ervóór, toen zij een jaar of twintig waren.

Hetzelfde verschijnsel blijkt uit de interviewbundel ”Eeuwelingen” van Steffie van den Oord. Als deze honderdjarigen het hebben over ”de oorlog”, dan bedoelen ze de Eerste Wereldoorlog. De herinneringen aan de mobilisatie en aan Belgische vluchtelingen staan in hun geheugen gegrift, terwijl ze over de Tweede Wereldoorlog -ze waren toen veertigers en vijftigers- veel minder weten te vertellen.

Een sprekend voorbeeld is ook Cornelia van het Westeind-Vermue (1899) uit Zeeland. Toen Van den Oord haar vroeg naar de watersnoodramp, trok ze wit weg. Met trillende stem begon ze te vertellen over golven die over de dijk sloegen, de polder die volstroomde en hoe ze snel naar huis rende. Toen het donker werd kropen de kinderen met elkaar in één bed en luisterden naar vader die de hele nacht op de dijk heen en weer bleef lopen. Op dat moment stokte het verhaal en begon ze te huilen. De tachtigjarige dochter zei dat haar moeder dat verhaal elke week vertelde en steevast in tranen uitbarstte. Ze had het echter niet over de watersnood van 1953, maar over een dijkdoorbraak in 1906 waarbij één polder onderliep en wat kippen verdronken. De ramp van 1953 stond haar niet meer helder voor de geest. Het lijkt wel of de scherpe zichtbaarheid van 1906 de relatieve onzichtbaarheid van 1953 vereist, alsof voor het onthouden van het een het vergeten van het ander nodig is.”

Dit verschijnsel zou dan ook terug te vinden moeten zijn in autobiografieën.

„Zeker. Neem de recent verschenen memoires van de Duitse schrijver Günther Grass. In ”De rokken van de ui” behandelt hij ruwweg de eerste dertig jaar van zijn leven, maar toch zie je al een opvallende concentratie op de periode waarin Grass tussen de 16 en 21 was, de cruciale jaren in zijn vorming. Vervolgens beschrijft hij de jaren tot zijn 32e in amper 150 bladzijden, in telkens kortere hoofdstukken, afgesloten met de mededeling dat het hem voor het vertellen van de rest ontbreekt aan zin. ”De rokken van de ui” heeft de typische reminiscentiestructuur die een auteur op leeftijd verraadt.”

Wat zou de functie van het reminiscentie-effect kunnen zijn?

„Met zekerheid valt daarover niet veel te zeggen. Ligt het aan de manier waarop het geheugen werkt dat wat we in onze jonge jaren meemaken beter opslaan? Of heeft het eerder te maken met het sóórt herinneringen, waarvoor je in je jeugd ontvankelijker bent? Wetenschappers kruisen daarover de degens met elkaar.

Wel duidelijk is dat deze vroege herinneringen betrekking hebben op de periode waarin beslissende ontmoetingen en doorslaggevende gebeurtenissen plaatshadden, cruciale gesprekken ook die bepalend bleken te zijn voor de toekomst, een wending in de levensloop inluidden. Het is de tijd waarin het beslissende boek werd gelezen en waarin muzikale voorkeuren werden vastgelegd. Kortom, de periode die mensen later zullen aanduiden als ”mijn tijd”.

Soms zijn deze herinneringen de enige manier om iemand nog te bereiken. Bij licht dementerenden zijn de allervroegste herinneringen vaak nog toegankelijk en dan kan men proberen ze in te zetten als therapeutisch instrument. Maar het effect daarvan is over het algemeen gering.

Misschien is het zo dat het reminiscentie-effect in dienst staat van het doorgeven van kennis en vaardigheden aan jongere generaties, waardoor een groep door de tijd zijn samenhang en identiteit kan bewaren. Zelf denk ik eerder dat het de mens in staat stelt zich op het einde van zijn leven te bezinnen, na te denken over wat er allemaal is gebeurd, zodat hij nog dingen kan rechtzetten. Iemand die ouder is beschikt ook over het vermogen om zaken vanuit verschillend perspectief te bekijken en kan daardoor een beter oordeel vellen. Het maakt de cirkel van het leven rond.

Heel mooi beschrijft de Amerikaanse auteur Marilynne Robinson dat proces in haar roman ”Gilead”. Een oude predikant die niet lang meer te leven heeft, wordt bestormd door herinneringen. Voor zijn zevenjarig zoontje wil hij het verleden vastleggen. Dat doet hij met veel wijsheid en geduld; hij neemt de tijd om na te denken, het verleden te overpeinzen in het licht van de dingen die later zijn gebeurd. Hij maakt als het ware de balans op.”


„Het is niet waar dat alles slijt met de tijd.” (p. 12)

„De ongemakken van de ouderdom mogen met van alles geassocieerd worden, maar niet met ouderdom.” (p. 14)

„In ons feitelijk taalgebruik en in onze voorstellingen over ”de derde leeftijd” -om een van de bedenkelijk talrijke eufemismen te nemen- ligt iets besloten dat eerder wijst op afweer en distantie dan aanvaarding. We hebben er blijkbaar moeite mee de ouderdom op zijn eigen termen te waarderen.” (p. 15)

„Ook voor wie niet negentig of honderd wordt, is de ouderdom de langste etappe in het leven. Baby, peuter, kleuter, kind, puber en adolescent ben je telkens maar kort. Als het leven de koers neemt die actuarissen hebben uitgezet zullen we langer oud zijn dan we ooit jong waren.” (p. 17, 18)

„De paradox is dat de pensioenleeftijd van 65 jaar een scherpe grens heeft geïntroduceerd waarvoor minder reden is dan ooit.” (p. 19)

„Afnemende bewegelijkheid gaat gepaard met toenemende mobiliteit.” (p. 22).

„Succesvol ouder worden, is de suggestie, vergt inspanning, training, onderhoud en, inderdaad, ook uitgaven, want wat je daarbij nodig hebt is op de markt in de aanbieding.” (p. 22)

„Je plannen vergeten, niet op woorden kunnen komen, namen die je ontglippen, niet meer precies weten hoe lang iets geleden is, het zijn vervelende en soms pijnlijke ongemakken, maar de vier ruiters van de Apocalyps zijn het nu ook weer niet. Ze maken, afzonderlijk of in combinatie, deel uit van de toenemende vergeetachtigheid en moeten niet verward worden met geheugenverlies of beginnende dementie. Troost schuilt beslist ook in de wetenschap dat een inventarisatie van geheugenklachten onder jóngeren precies dezelfde problemen oplevert: ook zij vergeten plannen en kunnen niet op woorden en namen komen, ze hebben er zelfs in dezelfde rangorde last van.” (p. 33)

„Geheugenklachten hangen blijkbaar niet af van de conditie van het geheugen.” (p. 36).

„Het geheugen is geen archief of dossierkast: als er iets verdwijnt sluit wat er nog is op magische wijze weer aan, zodat alles nog even compleet lijkt als tevoren. Je beweegt je al associërend door je geheugen, er is geen andere manier, en associaties zijn nu eenmaal verbonden met wat er nog wel is. Associaties voeren je nooit langs lege plekken, want lege plekken houden op een associatie te zijn. Het beeld van een haperend of beschadigd geheugen als iets met gaten, hiaten, lacunes, is het beeld van een buitenstaander. Voor de innerlijke blik is het geheugen altijd vol.” (p. 39).

„De ogenschijnlijk zo simpele vraag of je je geheugen kunt trainen is in werkelijkheid een van de moeilijkste die je een psycholoog kunt stellen.” (p. 45)

„Een imposant geheugen is een product, niet van training, maar van lang en toegewijd gebruikt.” (p. 49)

„De meeste geheugentechnieken sluiten nauwelijks aan bij het soort vergeetachtigheid dat in geheugenenquêtes opduikt. (…) Aan niet op woorden kunnen komen is al helemaal niets te doen.” (p. 55)

„Hoe actief ook de levensstijl, hoe gevarieerd ook het bestaan, bij het ouder worden gaat de conditie van het geheugen langzaam achteruit en dat is volkomen natuurlijk. Wie op zijn zeventigste nog het geheugen van een twintigjarige heeft is niet helemaal normaal.” (p. 56, 57)

„Verreweg de meeste mensen die op geheugenpoli’s verschijnen doen zo gedetailleerd verslag van wat ze de afgelopen tijd zoal vergeten waren dat ze dáár eigenlijk al door gerustgesteld zouden moeten zijn.” (p. 59)

„Niet de ernst van de omstandigheden, maar leeftijd lijkt de belangrijkste selecterende factor bij wat er in de ouderdom zichtbaar wordt in het geheugen.” (p. 80)

„Je weet niet waar je verbaasder over moet zijn: de hardnekkigheid van (…) oude herinneringen of de aan geheugenverlies grenzende lacunes in herinneringen uit de periode van de middelbare leeftijd.” (p. 84)

„Het geheugen construeert een telkens wisselend verleden.” „Het almaar herschrijven van onze geschiedenis verloopt onopgemerkt.” (p. 118).

„De werkelijke asymmetrie tussen jong en oud is dat de laatste in veel ruimere mate heeft kunnen ervaren dat met het ouder worden zijn verleden net zo veranderlijk is gebleken als zijn toekomst.” (p. 122)

„Ook als je bleef zitten waar je zat, opgroeide te midden van wat je vertrouwd was, dan nog scherpen je reminiscenties je in dat je al lang niet meer in het land van je jeugd verblijft. Je bent in den vreemde beland zonder ooit te zijn vertrokken. Terugreizend in het geheugen moet je vaststellen dat heel veel alléén nog maar in je herinnering bestaat.” (p. 136)

Citaten uit: ”De heimweefabriek”.

Mede n.a.v. ”De geheugenfabriek”, door Douwe Draaisma; uitg. Historische Uitgeverij, Groningen, 2008; ISBN 978 90 6554 440 7; 144 blz.; € 15,-. De luisterversie van het boek (uitg. Rubinstein, Amsterdam, 978 90 4760 270 5), voorgelezen door Jan Donkers, kost € 16,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer