Het leven is te groot voor woorden
Aangespoord door het Boekenweekthema ”Van oude menschen” hebben de uitgevers hun best gedaan om boeken over ouderdom uit te brengen. ”Niemandsland” van Kirsten Thorup bijvoorbeeld, en ”Reis naar het ongerijmde” van Michael Ignatieff. Daarnaast verscheen Bernlefs juweel ”Hersenschimmen” in herdruk, de 47e druk maar liefst. De grote vraag is natuurlijk: zijn de nieuwelingen in staat Bernlefs ijzersterke ”Hersenschimmen” te evenaren?
”Niemandsland” van de Deense schrijfster Kirsten Thorup (nu voor het eerst vertaald maar al in 2003 in Denemarken uitgegeven) is vanuit meerdere perspectieven geschreven. Wellicht is dat ingegeven door de bijna-onmogelijkheid een oude (demente) man van binnenuit te beschrijven - wat Bernlef overigens wel deed.Thorup kiest voor een weelderige, haast filosofische stijl. Maar passen die quasiliteraire zinnen bij een man die alzheimer heeft? „Het geheugen en de herinnering zijn geheimzinnige krachten. De herinnering is de meest raadselachtige van de twee. Die ligt niet in laatjes in je hoofd, maar huist binnen in je.” Hoe aannemelijk is het deze zinnen te bedenken als je je achternaam niet eens meer kunt uitspreken? Is het niet een kenmerk van dementie dat het abstracte nauwelijks meer begrepen wordt? Het geeft de roman een zekere onnatuurlijkheid.
Maar het boek wint aan geloofwaardigheid als dochter Ellen in het verhaal komt. Vanuit haar perspectief kunnen we het lijden beter meemaken. Dan pas voel je als lezer hoe schrijnend het is als de oude man eten en drinken weigert, de dochter wegstuurt, en er geen zinnig woord over zijn lippen komt, terwijl zij zo graag even echt contact wil. Dan laat Thorup de weelderigheid van stijl achterwege (waarom niet eerder, denk je dan) en beschrijft ze sec de gebeurtenissen: „Ellen kon de kerstzangen niet aanhoren zonder een brok in haar keel te krijgen. Het herinnerde haar aan al die dingen die ze in haar leven had nagelaten.”
Hoe moeilijk het hem ook valt, haar vader wil haar nog een diep bewaard geheim vertellen, maar Ellen interpreteert het als verwardheid. Dat hij echt iets wezenlijks wil zeggen ontgaat haar. Oude mensen zeggen immers onzinnige dingen. En zo gaat het geheim mee het graf in. Waar het boek begint met de verlatenheid van de oude man, laat het uiteindelijk de dochter ontredderd achter. Een heel mooie lijn, in een boek dat weliswaar te veel in verbaliteit (mooie woorden en zinnen) blijft hangen, maar tegelijk psychologisch uiterst overtuigend is.
Onvermogen
Schreef Thorup een klassieke roman, met plot en geheimen, Michael Ignatieff -behalve romanschrijver ook historicus en politiek filosoof- gaat met ”Reis naar het ongerijmde” (al in 1993 in het Engels verschenen) een spade dieper. Hij gebruikt alzheimer niet als (handig) motief voor een goed verhaal, maar zoekt indringend naar het wezen van de ziekte. En meer nog dan Thorup is hij in staat zijn taal aan te passen aan het onvermogen van de zieke. Zonder poespas beschrijft hij de symptomen van de ziekte van zijn moeder: „Haar gezicht fleurt op als haar vrienden glimlachen, en als ze lachen doet ze mee. Het lijkt niemand op te vallen dat haar lach af en toe een tel te laat is.” Hij probeert oprecht te begrijpen waarom zijn moeder vijf keer per uur naar de wc gaat: „niet omdat ze zo nodig moet, maar omdat ze vergeten is wanneer ze geweest is, en ze dus uit voorzorg (stel je voor dat het misgaat) dan weer opnieuw gaat.”
Ignatieff schrijft met zeer veel respect over de ziekte, wil niet vervallen in het stereotiepe „ze weten het niet meer”, maar ontleden. De hoofdpersoon raakt er geheel door gevangen: „Mijn vrouw vond dat ik te geobsedeerd raakte om nog enig overzicht te behouden (…). Je hebt kinderen, weet je nog?” Hij zoekt zijn heil vervolgens in positieve zelfhulpboeken -er moet toch een weg zijn naar beter?- beseft dat hij zich vastklampt aan dromen, ontdekt dat deze boeken niet helpen. Positief denken, zo stelt hij, heeft elke plek voor angst in het leven weggenomen. „Wij zijn verslaafd aan een beeld van het leven als een verhaal dat we gaandeweg verzinnen”, om zo de moeilijkheden te ontlopen.
Terwijl hij in dit denkproces zit, overlijdt zijn vader. Dan moet hij kiezen: of hij verliest zijn leven (door nog jaren voor zijn moeder te gaan zorgen), of zij verliest haar leven in een verzorgingshuis. Hij kiest voor het laatste. Brengt haar weg, samen met zijn broer, om zo het „schuldgevoel te delen.” En hoe onbegrijpelijk ook, zijn moeder accepteert het, ze zit daar te zitten, het lijkt bijna alsof ze opgelucht is, „omdat het hele gedoe voorbij was.” Nu is daar alleen de kamer, het stalen bed. Haar verleden, haar leven, het lijkt niet te hebben bestaan.
Geloof
De zoon echter kan niet goed terugkeren tot zijn eigen leven, alles lijkt zinloos. „Het samenzijn met zijn moeder was het enige deel in zijn leven geworden waarvoor hij nog oprecht gemotiveerd kon blijven.” Wat telt, is dat hij vanuit het raam het verpleeghuis kan zien, zelfs het raam van zijn moeders kamer. „Het enige licht dat er was leek te komen uit mijn moeders slaapkamerraam.” Hij vraagt zich af hoe hij de draad zo is kwijtgeraakt, denkt ook dat zijn broer, neurochirurg, hem niet begrijpt. Maar zijn broer blijkt op zijn eigen manier wel degelijk de diepte van het verlies te peilen.
Het boek laat zien hoe iemand in zijn eigen verdrietige wereld kan blijven hangen, zonder te beseffen dat anderen hun eigen verdriet kunnen hebben dat zich (en daarom is het zo onkenbaar) op totaal andere wijze vertoont. Nota bene zijn broer, die het allemaal niet goed zou begrijpen, leidt hem naar een dodelijk zieke patiënt, en zegt: „Praat maar met hem.” Hij vraagt waarom deze patiënt niet vol boosheid en verdriet is, en krijgt als antwoord: „Ik was ongeveer drie jaar lang kwaad. Ik ging eraan onderdoor. Toen hield ik op kwaad te zijn. Nu bid ik tot Jezus.” De hoofdpersoon voelt irritatie: „Nee hè, niet dit!” Maar de patiënt legt uit dat als hij ’vechter’ was geworden (volgens de positieve zelfhulpboeken), hij dood zou zijn geweest, en dat hij nu leeft „door zich open te stellen voor wat Christus brengt.” De hoofdpersoon kan het niet meemaken, maar het zet hem wel aan het denken.
Hoewel ook ”Reis naar het ongerijmde” uiteindelijk niet eindigt in een gelovig perspectief, is het boek ongelooflijk overtuigend geschreven. Het is bijzonder knap hoe Ignatieff drie verschillende mensen portretteert die alle drie bezig zijn met het gevecht tegen (de angst voor) de dood. Hij zet hen volkomen geloofwaardig in hun eigen proces neer. De wetenschapper die alles weet over de dood, de schrijver-denker die het ongerijmde niet kan aanvaarden en de patiënt die als enige weet hoe het voelt. Allemaal kun je ze begrijpen. En allemaal hebben ze elkaar iets te vertellen. „Communicatie kan belangrijker zijn dan het leven zelf. Geloof in het woord”, dat is de conclusie die de schrijver-denker begint te trekken.
Uiteindelijk overlijdt de moeder, en hoezeer de broers de ziekte hebben willen doorgronden, de schrijver constateert: „Er is maar een reden om u dit te vertellen (…). Ik wil er alleen mee zeggen dat we nimmer kunnen voorzien wat er kan gebeuren. Wat er gebeurt ontsnapt aan alles wat je er ooit over kunt zeggen.”
Indringend
Zo onderscheidt Ignatieff zich grotelijks van Thorup. Waar Thorup nog de indruk wekt de dementie onder woorden te kunnen brengen, besluit Ignatieff dat het onmogelijk is. „Wij vertellen verhalen alsof we de waarheid willen ontkennen (…) alsof we over ons eigen lot beschikken, in plaats van het gewoon te ondergaan. In werkelijkheid echter beschikken we nergens over. We leven en kunnen het leven niet vormgeven. Het is veel te groot voor ons, te groot voor woorden.”
Daarmee is de vraag van het begin beantwoord: Ja, er zijn wel degelijk boeken die even indringend zijn als Bernlefs ”Hersenschimmen”, en daar is Ignatieffs ”Reis naar het ongerijmde” er een van.
N.a.v. ”Niemandsland”, door Kirsten Thorup; uitg. Cossee, Amsterdam, 2007; ISBN 978 90 5936 154 6; 218 blz.; € 19,90;
”Reis naar het ongerijmde”, door Michael Ignatieff; uitg. Cossee, Amsterdam, 2007; ISBN 978 90 5936 186 7; 222 blz.; €19,90;
”Hersenschimmen”, door J. Bernlef; uitg. Querido, Amsterdam, 2008; 47e druk; ISBN 978 90 214 3377 6; 222 blz.; €12,50.