Duisenberg zal rente niet verlagen
Een opleving van de economische groei blijft vooralsnog uit. President Duisenberg van de Europese Centrale Bank (ECB) voelt er echter niet voor de bedrijvigheid een steuntje in de rug te bieden door een verdere verlaging van de rente.
De prognoses zijn in ongunstige zin bijgesteld. De inzinking van de conjunctuur duurt langer dan ook de ECB eerder vermoedde. Thans rekent zij voor de eurozone voor de tweede helft van dit jaar op „een bescheiden expansie”, aldus de hoogste chef van deze instelling. In de loop van 2003 zou er volgens de meest recente inzichten een verbetering kunnen optreden, met een terugkeer tot het over een lange termijn bezien gemiddelde niveau van zo’n 2 à 2,5 procent.
Duisenberg was dinsdag in Brussel voor een gedachtewisseling met een commissie uit het Europees Parlement. Hij liet zich in heldere bewoordingen uit over het rentebeleid. De huidige stand van de officiële intrest acht hij passend bij de actuele omstandigheden. Al sinds elf maanden bedraagt het belangrijkste tarief 3,25 procent.
De monetaire autoriteiten in Frankfurt hanteren bij hun afwegingen op dit terrein, conform de verdragsregels, de inflatieperspectieven als voornaamste maatstaf. De neerwaartse en opwaartse risico’s ten aanzien van de prijsstabiliteit houden op dit ogenblik elkaar in evenwicht, menen zij. Enerzijds is er druk naar beneden door de gematigde ontwikkeling van de bestedingen en de sterkere positie van de gemeenschappelijke munt tegenover de dollar. Anderzijds vormen de stijging van de lonen, de ruime geldhoeveelheid en de duurdere olie factoren met effecten in de omgekeerde richting.
De president vindt een rentemaatregel trouwens ook niet een geschikt instrument om de economische activiteit te stimuleren. Studies tonen aan, zo benadrukte hij aan het adres van kritische europarlementariërs, dat de kosten van een lening slechts van beperkte invloed zijn op de investeringsbeslissingen. Een structureel knelpunt als de omvangrijke werkloosheid los je niet op met behulp van de monetaire politiek. Daarvoor zijn hervormingen nodig, met een meer flexibele arbeids- en kapitaalmarkt, maant Duisenberg keer op keer.
Waar het momenteel aan schort is „een gebrek aan vertrouwen aan drie kanten van twee oceanen en een ongebruikelijk hoge mate van onzekerheid, die voortvloeit uit het politieke klimaat, met de dreiging van een oorlog.” En verder voeden de almaar dalende aandelenkoersen bij consumenten en producenten de twijfel over het herstel van de wereldeconomie.
Maandagavond, tot diep in de nacht, zat de ECB-topman in Luxemburg aan tafel met de ministers van Financiën van de twaalf eurolanden. Die voerden een stevige discussie over hoe te handelen met het stabiliteitspact nu de groei stagneert. De Nederlander zei dinsdag tevreden te zijn met de uitkomst van dat overleg. Hij had bij de bewindspersonen een vastberadenheid gesignaleerd om de voorschriften in het kader van de begrotingsdiscipline „te versterken en niet af te zwakken.”
De politici die de penningen beheren, nemen de verplichting op zich, zo luidt de door hen verspreide verklaring, om de overheidstekorten met 0,5 procent per jaar omlaag te brengen. Frankrijk weigerde echter die aanpak te onderschrijven. Dat betekent verdeeldheid binnen de groep en reden om vraagtekens te plaatsen bij het bindende karakter van de deal. Duisenberg geeft nooit commentaar op individuele landen. Dus onthield hij zich in dit geval ook van een reactie op de opstelling van de regering in Parijs.
Twee weken geleden opperde de Europese Commissie dat de afspraak uit het verleden om uiterlijk in 2004 het negatieve budgettaire saldo te hebben weggewerkt, voor een aantal lidstaten niet haalbaar is. Met name Duitsland, Frankrijk, Italië en Portugal kampen wat dit betreft met enorme problemen.
De betrokken EU-instantie stelde een verschuiving van de deadline naar 2006 voor. Maar de ministers hebben niets vastgelegd over het oprekken van de termijn, constateerde de ECB-directievoorzitter met genoegen. Voorlopig geldt nog steeds 2004 als streefjaar. De vraag is of dat zo zal blijven.
Duisenberg noemde in het Parlement de resultaten van sommige landen bij de pogingen om het tekort terug te dringen „zeer teleurstellend.” „Zij hebben de achterliggende periode van voorspoed niet gebruikt om voldoende vorderingen te maken op dit gebied”, kritiseerde hij.
Aansluitend riep hij de desbetreffende regeringen op „een geloofwaardig aanpassingspad uit te zetten, dat zo strikt mogelijk te volgen, elk jaar vooruitgang te boeken en het einddoel zo snel mogelijk te bereiken.”