Duurzame energie vraagt durf en visie
De Tweede Kamer stemt dinsdag over de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie. Volgens ing. Egbert Klop worden met deze regeling de doelen op het gebied van duurzame energie bij lange na niet gehaald. De regering moet zorgen voor een langetermijnkader en de invulling overlaten aan ondernemers, kennisinstituten en energiebedrijven.
Het gebruik van duurzame energiebronnen (zon, wind, water, biomassa) is noodzakelijk om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit politiek minder stabiele regio’s te reduceren, als antwoord op de verwachte schaarste van fossiele brandstoffen, en om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De technieken om duurzame energiebronnen te benutten zijn beschikbaar. Eén probleem resteert: ze hebben op dit moment nog een financiële steun in de rug nodig.In omringende landen worden meer en minder succesvol verschillende vormen van subsidies toegepast. Ruim anderhalf jaar geleden schafte in Nederland de toenmalige minister van EZ de (te) succesvolle subsidieregeling (MEP) van de ene op de andere dag af. Om de pijn voor gedupeerden te verzachten werd de belofte gedaan dat er een goede opvolger zou komen. Geen wonder dat de verwachtingen hooggespannen waren.
De nieuwe Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) lijkt niet die regeling te zijn die een structurele impuls kan geven aan de toepassing van duurzame energie. Op 26 februari behandelde de vaste commissie voor economische zaken het concept van de regeling. Het resultaat was ontluisterend: ondanks de vele en gefundeerde kritiek uit onafhankelijke hoek drukte de minister -met als hefboom de gewenste ingangsdatum van 1 april- de regeling, die nauwelijks drie weken daarvoor het daglicht zag, er vrijwel ongewijzigd door. Een enkele toezegging en een paar beperkte wijzigingen waren het maximaal haalbare. En als toegift werd de Kamer duidelijk gemaakt dat in volgende jaren de minister deze (ministeriële) regeling zonder consultatie van de Kamer zal gaan vaststellen. Een staaltje van ministeriële powerplay dus.
Stiefkindje
Wat wil dit kabinet bereiken op het gebied van milieu, en concreter: duurzame energie? Dat is helder verwoord in het coalitieakkoord van 7 februari 2007. Het credo van dit akkoord op het gebied van duurzaamheid is: Schoner en Zuiniger. Concreet: 2% energiebesparing per jaar, 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990 en 20% duurzame energie in 2020. Er zal sterk worden ingezet op innovatie, nieuwe technologieën, investeringszekerheid, ondersteuning van de kleine ondernemers en -last but not least!- we moeten af van het produceren tegen de laagst mogelijke kosten en het afwentelen van de gevolgen op toekomstige generaties. De Nederlandse ambitie gaat aanzienlijk verder dan de Europese doelstellingen, met name op het gebied van duurzame energie. Aan ambitie geen gebrek, en zo luidde ook de vrij vertaalde conclusie van het ECN-rapport ”Beoordeling werkprogramma Schoon en Zuinig” van september 2007. ECN stelt dat in het meest gunstige geval 17% duurzame energieproductie haalbaar zou kunnen zijn, en dat 40 tot 70% van de vereiste reductie van de broeikasgassen in het buitenland gerealiseerd zou moeten worden, wil Nederland in 2020 30% minder broeikasgassen uitstoten.
Aan de nieuwe regeling kleven veel bezwaren. Om er enkele te noemen: De SDE-regeling is een ministeriële regeling, en daarmee een politiek instrument. De minister kan (en zal!) zonder tussenkomst van de Tweede Kamer tarieven en categorieën kunnen wijzigen. Hetzelfde geldt voor volgende kabinetten, die mogelijk duurzaamheid minder hoog in het vaandel hebben staan of andere prioriteiten hebben.
Windenergie is een ander aandachtspunt. Windenergie op land wordt sterk bevorderd in de nieuwe regeling; dit is echter in conflict met vigerende regelgeving en de praktijk van vergunningverlening. Nota bene minister Cramer heeft recent nog enkele grootschalige windprojecten persoonlijk stilgezet. En wat betreft windenergie op zee: hiervan is de koers niet helder. Wil het kabinet dit nu krachtig steunen en daarmee de vaderlandse industrie een handje helpen of kijken we de kat nog even uit de windmolen?
Biomassa is in de nieuwe regeling het stiefkindje van de politiek. We zijn vuurbang om ’foute’ biomassa toe te passen, en in het verlengde daarvan ook niet bereid om een aantal veelbelovende technologieën als (co)vergisting en vergassing krachtig te stimuleren. Dit blijkt uit het feit dat veel goede biomassastromen ten onrechte zijn uitgesloten en het stimuleringsbedrag (12 eurocent per kilowattuur) dusdanig laag is dat waarschijnlijk geen of zeer weinig projecten zullen starten.
Tot slot zijn de gestelde emissie-eisen technisch en economisch niet haalbaar; ze zijn nota bene zelfs strijdig met de (Europese) IPPC emissie-eisen van 2009, met name op het gebied van fijnstof.
De huidige SDE-regeling is een politiek instrument, waarbij politici de facto aan de draaiknoppen zitten. De keuzes van de minister zijn onmiskenbaar vooral ingegeven door het criterium van kosteneffectiviteit. Dit is strijdig met het kabinetsbeleid. Het kabinet heeft last van erosie van ambitie en lijkt momenteel aan te sluiten bij de (veranderende) Europese doelstelling voor duurzame energie: 14 procent in plaats van 20 procent in 2020.
De milieu- en energiepolitiek is een vraagstuk dat op lange termijn (ver voorbij 2020) een consistente aansturing behoeft. De beschikbare budgetten vanuit de SDE-regeling zijn te beperkt en te onzeker om de gestelde (kabinets)doelen voor 2020 (en verder!) te realiseren.
Verder kijken
Rest de vraag hoe het mogelijk is dat een problematiek van deze omvang en met deze budgetten (het gaat om vele miljarden euro’s) per ministeriële regeling, buiten de Tweede Kamer om, met stille trom vastgesteld wordt. Deze aanpak past niet bij de ernst van het milieuvraagstuk.
Hoe verder? Ik roep de minister op verder te kijken dan het politiek haalbare.
Regel de bekostiging van duurzame energie in een opslag op de energietarieven en laat dit door de energiebedrijven uitvoeren (het succesvolle Duitse systeem).
Bestem een substantieel deel van de gasopbrengsten voor ontwikkeling van duurzame energie. Daardoor kunnen we vanuit onze gasopbrengsten werken aan oplossingen voor de toekomst.
Stimuleer op een structurele wijze innovatieve oplossingen zoals zonnecellen, warmtebenutting en systemen met een hoog rendement.
Ten aanzien van milieu en (duurzame) energie moet de politiek beseffen dat haar reikwijdte en inzicht beperkt zijn. Het kabinet en de Tweede Kamer dienen zorg te dragen voor het langetermijnkader; de invulling hiervan is aan de ondernemers, kennisinstituten en energiebedrijven. Prikkel en stimuleer het bedrijfsleven en accepteer dat in dit leerproces fouten gemaakt worden. Waar gehakt wordt vallen spaanders!
De auteur is werkzaam als manager industrieel energieadvies bij DWA installatie- en energieadvies.