Niezende ezel, morgen mooi weer
De meeste toeristen houden hun voet stevig op het gaspedaal als ze de Gotthardtunnel uitrijden. Het zuiden van het kanton Tessin en Italië lonken. Jammer, want ze laten een fraai stuk Zwitserland achter zich waar het heerlijk wandelen is en het nodige aan cultuur valt op te snuiven.
Het kan vriezen en dooien in het noorden van Tessin. „Een week geleden liep ik op 3000 meter hoogte nog in een T-shirt”, vertelt gids Christian Wilhelm. Vandaag, begin september, laat de streek zich van een andere kant zien. De temperatuur schommelt op 1800 meter rond het vriespunt. Een straffe wind en uiterst fijne sneeuw dragen bij aan het winterse gevoel. De schuimkoppen op het grijsblauwe wateroppervlak van het Lago di Ritom, de wittige bergtoppen en de bewolkte lucht versterken de bijzondere sfeer.De overgang is groot: beneden in het Leventinadal dat zich uitstrekt van Airolo tot Biasca zorgen de verkeersader naar het zuiden, een spoorbaan en het vliegveld voor het nodige lawaai. Een verdieping hoger is er vrijwel alleen natuur.
De klim verloopt moeiteloos dankzij de Standseilbahn Piotta-Ritom. Dit kabelspoor geldt als een van de steilste ter wereld omdat het slechts een raillengte van 1369 meter nodig heeft om een hoogteverschil van 786 meter te overbruggen. Het hellingspercentage bedraagt 87,8 procent. Ook qua tijd scoort het rode treintje niet onder de maat, want na circa tien minuten staan de reizigers weer buiten en kunnen ze het hooggelegen dal gaan verkennen.
Dit 8 kilometer lange Valle Piora herbergt zo’n twintig meren. Een bezoek aan drie bij elkaar gelegen watervlaktes, Ritom, Cadagno en Di Tom, is prima in een dag te doen, want de rondwandeling kent weinig hobbels.
Pittig boeket
De inhoud van het meer van Ritom nam begin vorige eeuw fors toe na de aanleg van een stuwdam. Bouwvakkers realiseerden ook de waterkrachtcentrale, die nog altijd een bijdrage levert aan de stroomvoorziening van onder meer de Gotthardspoorlijn. Aan het begin en einde van de brede weg langs de oever van het Lago di Ritom staat een kapel. „Reizigers baden hier vroeger om bescherming”, weet Wilhelm.
Talrijke bloemen en kruiden hebben bezit genomen van de aangrenzende groene hellingen, onder meer tijm, margriet, zilverdistel, hoefblad, monnikskap, wilgenroos en vrouwenmantel. „Omdat het op deze hoogte meer moeite kost om te groeien, bezitten kruiden een intense, pittige smaak.” Deze kruiden dragen bij aan de smaak van de kaas die op de boerderij in Cadagno wordt gemaakt. Grote kans dat wandelaars die de vlakbij gelegen Cadagno Hut aandoen tijdens de lunch in een Piorakaasje van deze hofstee happen.
Een smalle weg voert rond het Lago Cadagno. Een eenzame visser beproeft er zijn geluk. Wilhelm geeft hem weinig kans. „Het meer zal nu, aan het einde van het seizoen, behoorlijk leeggevist zijn. Ouderen vertelden me dat je hier vroeger met je blote handen forellen kon pakken.”
Het kronkelige pad tussen het Lago Cadagno en Lago Di Tom vormt het mooiste deel van de tocht. Niet alleen vanwege de twee alpenmarmotten die hun neus laten zien, maar ook omdat de route door de alpenweiden langs oude stenen schuren voert, wat hoogteverschillen kent en verrassende doorkijkjes biedt op het diepblauwe wateroppervlak van de lagergelegen meren.
Ezels
Het Valle di Blenio grenst aan het Leventinadal. Dit ”Tal der Sonne” doet zijn bijnaam eer aan. Er staan wat ezels langs de route. „Als een ezel niest, is het morgen mooi weer, luidt een gezegde in dit gebied”, weet Wilhelm. Gisteren hadden ze blijkbaar last van verkoudheid, want dankzij de zon kan de jas op 1700 meter uit blijven.
De pittoreske dorpen en het groene tapijt dat de bergen bedekt, vormen ook de visitekaartjes van dit gebied, dat zich uitstrekt van de Lukmanierpas tot aan de stad Biasca. „Een goede combinatie”, vertelt Edgardo Mannhart, directeur van Blenio Tourismus, tijdens een tocht door de streek. „Bij ons kun je wandelen met het hoofd, genieten van natuur en cultuur. We hebben daarvoor thematische routes uitgestippeld.”
De bevolking van dit dal beschikt volgens hem over gevoel voor humor, is vriendelijk, zelfbewust, maar ook eigengereid en opvliegend. Dat laatste blijkt uit de confrontatie met vier mannen die zich met een Audi in verboden gebied bevinden. Ze krijgen van Mannhart niet de wind van voren. Hij doet het af met een kwinkslag, bang als hij is voor een „ontploffing.” Dat dit vurige karakter niet van vandaag of gisteren stamt, staat ook te lezen op het informatiebord bij de vrij toegankelijke ruïne van het kasteel van Serravalle, even buiten Semione. De vesting veranderde in 1402 in een puinhoop na een volksopstand tegen de burchtheer. De fraaie, tussen de wijngaarden gelegen Santa Maria del Castellokerk doorstond de eeuwen beter. Mogelijk is de Sosto (2221 m) -„unsere Matterhorn”- niet voor niets het boegbeeld van dit dal. Als een soort snijtand priemt hij de lucht in.
Paddenstoelenkenner
Overal in het Bleniodal staan ”rustici”, volledig uit steen opgetrokken woningen en voorraadschuren. De meeste zijn opgeknapt en dienen als vakantieverblijf. Behalve deze optrekjes zorgen bossen, weiden, grazende leveranciers van alpenkaas, vergezichten op de omringende bergen en de talrijke stroompjes voor de nodige afwisseling. Wilhelm: „Drinken uit deze watertjes kan altijd. Als je over een stroompje kunt springen, mag je er je dorst lessen, zeiden mijn ouders vroeger. Maar pas wel op met koeien in de buurt.”
Af en toe staat de gids stil en beweegt al snuffend zijn hoofd. „Pilzen, ik ruik paddenstoelen.” Even later duikt een vrouw met een handvol bosvruchten tussen de bomen op. Ze wisselt wat woorden met Christian. „Wanneer paddenstoelenliefhebbers elkaar ontmoeten, is het vaagheid troef en leggen ze met grootse armgebaren uit waar ze hun slag hebben geslagen. Niemand wil zijn vindplaats verraden.”
De culinaire liefhebberij kent risico’s. „Jaarlijks overlijden zo’n vier mensen na het eten van giftige exemplaren. Je kunt daarom met de vondst bij een paddenstoelenkenner in Biasca aankloppen. Zij wordt betaald door het kanton en maakt een selectie.”
Honderden kilometers wandelpad
Tessin, Ticino op z’n Italiaans, is bij veel Nederlanders een ondergeschoven kindje. Ze vallen als een blok voor de imposante kolossen in Berner Oberland en Wallis. Of ze kruipen bij elkaar rond het Lago Lugano en het Lago Maggiore in het zuiden van Tessin. Opmerkelijk, die aanzuigende werking van meren en bergtoppen elders, want het noorden van Ticino biedt hetzelfde. Alleen in bescheidener, misschien wel verfijnder vorm.
Het kanton dankt zijn naam aan de gelijknamige rivier, die door het Leventinadal stroomt. De zon schijnt er vaker dan in andere Zwitserse regionen, het klimaat is er milder, de voertaal Italiaans. De bergen reiken minder ver, de Rheinwaldhorn of Adula (Italiaans) scoort met 3402 meter als hoogste. De hellingen zijn daardoor bosrijker en groener dan elders.
De noordelijke regio komt nog het meest overeen met de rest van Zwitserland dankzij de aanwezige naaldbossen. Het midden en zuiden ademen een mediterrane sfeer, vanwege wijngaarden, kastanjebossen, palmbomen en de huizenbouw.
Aan wandelmogelijkheden heeft Tessin geen gebrek. Zo beschikken het Leventinadal en het Bleniodal in het noorden over respectievelijk 620 en 500 kilometer wandelpad, met Zwitserse precisie bewegwijzerd. Ook zijn er diverse mountainbikeroutes uitgezet. Een aanrader is de Strada Alta, de historische route van Airolo naar Biasca over hogergelegen paden, een tocht van drie dagen.
Niet alle dorpen in de noordelijke regio zijn even interessant. Airolo, aan de voet van de Gotthardpas, doet zakelijk aan. Al maakt de beeldengroep op het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers die vielen bij de aanleg van de Gotthardspoorwegtunnel indruk. Het kleine Chironico met zijn Pedrinitoren en romaanse kerk oogt een stuk knusser.
www.myswitzerland.com; www.ticino.ch, www.rustici.ch, 0800-10020030 (Zwitserland Toerisme).
Valse bescheidenheid
Je naam in een kerkgebouw achterlaten? Dat geeft geen pas, meenden schilders die de San Carlo in Negrentino eeuwen geleden van fresco’s voorzagen. Toch blijkt dat een vleugje valse bescheidenheid ook deze kunstenaars niet vreemd is. De slimmeriken lieten hun handtekening achter in de vorm van een eigen lijst om de muurschilderingen. Voor tijdgenoten sprak zo’n rand boekdelen.
Vandaag de dag trekken vooral de goed bewaarde fresco’s zelf de aandacht. Onder de vele (Bijbel)heiligen bevindt zich Ambrosius te paard. Volgens een legende zou de reeds lang gestorven kerkvader in 1339 zijn verschenen om op te treden tegen de Milanezen die Tessin binnenvielen. Op de levensgrote muurschildering heft hij zijn arm met gesel omhoog; de strijders deinzen terug. De kerkvader christianiseerde deze streek in de vierde eeuw. Uit respect voor zijn inspanningen handhaaft de bevolking nog steeds de Ambrosiaanse liturgie, die enigszins afwijkt van de rooms-katholieke evenknie.
De San Carlo -opgetrokken uit grijze steen met ernaast een losse vierkante toren- is een van de bekendste romaanse bouwwerken in Tessin. Het gebouw staat er tegenwoordig wat verloren bij, ver van de huizen. Vroeger trokken hier bosjes reizigers langs over de sentiero storico, het historische pad vanaf de Narapas. De Zwitsers investeerden de afgelopen jaren honderdduizenden euro’s om een brug te bouwen, waardoor ook mindervaliden sneller en gemakkelijker bij de kerk kunnen komen. Bezoekers die het gebouw van binnen willen bewonderen, moeten een sleutel zien te bemachtigen bij een restaurant in de buurt.
Andere cultuurhistorische juweeltjes in deze contreien zijn onder meer de San Nicolao in het middeleeuwse Giornico, de San Pietro in Biasca en de San Martino in Malvaglia. De façade van de San Martino valt op vanwege de enorme muurschildering van de heilige Christoffel, beschermheer van de reizigers.
De streek herbergt verschillende musea, waaronder de Dazio Grande in Rodi-Fiesso. Dit voormalige tolgebouw deed ook dienst als pleisterplaats. In de bij de restauratie teruggevonden broodoven passen vijftig broden. Om die te kunnen bakken, werd het vuur in de oven drie dagen achtereen gestookt. De Dazio staat bij de ingang van de Piottinokloof. Het in 1819 aangelegde pad door de nauwe doorgang is nog altijd begaanbaar.
De buitenkant van het Museo di Blenio in Lottigna ziet er bijzonder uit. In vroeger eeuwen zetelden langvoogden in dit streekmuseum. Hun wapens zijn op de gevel aangebracht.