Tussen de vuren
Hezbollah dreigt Israël met oorlog. De in 1982 binnen Libanon gevormde terroristengroep is geen klein beweginkje meer. Zij is de belangrijkste oppositiepartij in het land. En zij heeft het -om zo te zeggen- voor elkaar gekregen dat Libanon geen regering meer heeft. Hezbollah claimt minimaal een derde van het aantal zetels in het kabinet. Zo zou zij het recht van veto krijgen. Zo’n besluit zou de tot op heden redelijk prowesterse koers van Libanon radicaal wijzigen. Zelfs de ministers van Buitenlandse Zaken van de Arabische Liga willen dat niet.
Hezbollah heeft lef. Van vetorecht is nog geen sprake. Desondanks durft de partij Israël te dreigen met oorlog. Zij heeft niets geleerd van de hevige confrontaties in de zomer van 2006. Leider Hassan Nasrallah gebruikte de intimiderende woorden in Beiroet tijdens de begrafenis van de militaire commandant Imad Moughniyah. Deze kwam om door een autobom. Hezbollah geeft Israël de schuld. Jeruzalem ontkent. Sommige Joodse functionarissen houden hun mond stijf dicht. De gedachte groeit dat de Mossad achter de aanslag zit.Het is interessant -hoewel zoiets viel te verwachten- dat de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Manouchehr Mottaki, de begrafenis bezocht. Zijn aanwezigheid vormt een duidelijk blijk van steun aan Hezbollah uit Iran. De dreiging richting Israël beperkt zich niet tot opnieuw schrik aanjagende woorden van de terroristengroep. De nucleaire dreiging vanuit Iran lijkt ietwat getemperd. Maar nog geen twee jaar geleden voorzei de Iraanse president Mahmud Ahmadinejad dat „het regime van bedriegers in Israël” niet kan overleven.
Hezbollah speelt bovendien onder één hoedje met Syrië. Damascus en Beiroet liggen hemelsbreed misschien 100 kilometer bij elkaar vandaan. Maar als een RD-journalist -of welke reiziger ook- zich wil verplaatsen van Beiroet naar Damascus dient hij via Amman of Dubai te vliegen. Van rechtstreekse vluchten lijkt geen sprake. Zoiets is een veeg teken. Kenners schrijven de moord op de Libanese premier Hariri in 2005 trouwens toe aan Syrië. Ook dat oogt niet bepaald prowesters.
Een door Hezbollah gedomineerde regering in Beiroet zou garant staan voor de lont in het kruitvat van de regio. Jordanië houdt zich rustig. Het verkeert „in het midden van het Midden-Oosten” en moet z’n buren te vriend houden. De Egyptische president Hosni Mubarak is uit op vrede tussen Israël en de Palestijnen. Alleen zo kan hij zijn land enigermate vrijwaren van bomaanslagen. Maar andere buren van Jordanië schromen niet te schieten. De regering probeert tussen die klippen door te laveren. Tal van Jordaniërs kunnen Israël echter niet luchten of zien.
De voormalige ambassadeur van Jordanië bij de Verenigde Naties, Hasan Abu-Nimah, verklaarde vorige week in Amman tegen een verslaggever van deze krant dat het westen islamitisch geweld oproept. Hij is van mening dat extremisme nieuw is in de islam. Veel van onze mensen, zei hij, beschouwen de agressie van president Bush en Israël als een nieuwe kruistocht. Het westen gebruikt volgens Abu-Nimah het zelf opgeroepen extremisme om negatieve gevoelens jegens de islam te mobiliseren. Die theorie duikt onder Arabieren telkens op.
Daar komt nog iets bij. Tal van Joden binnen de Verenigde Staten tonen zich bezorgd over de opmars van de huidige democratische kandidaat Barack Obama. Sommigen schilderen hem af als een heimelijke moslim. Natuurlijk kan dat gerucht ook een poging zijn van de oppositie om hem figuurlijk zwart te maken. Toch moet z’n vader inderdaad moslim zijn geweest. Obama heeft de geruchten geprobeerd te ontzenuwen. Maar de onrust is groot. En Israël bevindt zich tussen de vuren.