Kundige gids bij gecompliceerd vraagstuk
Titel: ”De rechtvaardigmaking” (serie ”De heilsorde”)
Auteur: ds. C. Harinck
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2007
ISBN 978 90 331 2077 0
Pagina’s: 239
Prijs: € 16,50.
Bij het spreken over de rechtvaardiging door het geloof werden in het verleden de accenten nogal eens verschillend gelegd. Ds. C. Harinck leidt in ”De rechtvaardigmaking” als een kundige gids de lezer door het theologische landschap. Maar dat niet alleen. Hij wil ook onjuiste opvattingen rond geloof en rechtvaardiging corrigeren. Enige tijd geleden is ds. C. Harinck, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, een serie studies gestart over de heilsorde. Het nieuwste deel handelt over de rechtvaardigmaking. Het boek heeft de gebruikelijke opzet: allereerst een verkenning van de Schriftgegevens, vervolgens een uitvoerige tocht langs de traditie, om af te sluiten met een terugblik.
De auteur is goed thuis in de onderhavige materie en weet precies waar de theologische voetangels en klemmen liggen. Eerlijk toont hij aan dat in het verleden bij het spreken over de rechtvaardiging de accenten verschillend gelegd werden en dat die accenten vaak werden bepaald door het front waartegen gestreden werd. Met name wordt dit duidelijk in de achttiende eeuw, toen de theologische discussie werd beheerst door de vraag over de verhouding van geloof en rechtvaardiging.
Comrie plaatste de rechtvaardiging nadrukkelijk voor het geloof, om zo iedere vorm van remonstrantisme uit te sluiten. Brakel liet de rechtvaardiging volgen op het geloof, in reactie op het antinomianisme, waarbij het gevaar dreigde van een rechtvaardiging zonder geloofswerkzaamheden. Van der Groe had een scherp oog voor de zwakke kanten van beide posities en nam een soort middenpositie in: de rechtvaardiging door of uit het geloof. Naar zijn overtuiging waren beide onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Hij verweet zijn ambtsbroeders dat zij zich te veel door de filosofie en de rede lieten leiden, in plaats van zich te houden aan de klare bewoordingen van de Schrift.
Evenwichtig en objectief
Ik heb het boek met hartelijke instemming gelezen. Wie geïnteresseerd is in dit onderwerp, kan hier zeker zijn hart ophalen. Als een kundige gids leidt ds. Harinck ons door het theologische landschap. Hij illustreert met welgekozen citaten en weet ook duidelijk te maken wat iemand tot een bepaalde stellingname dreef. Hier en daar staat een kleine onzorgvuldigheid (Spanheim moet zijn: Spenlein) en men kan over een bepaalde interpretatie van mening verschillen (de chronologie van wet en Evangelie ontvangt bij Calvijn minder nadruk dan hier wordt gesteld). Maar voor een breed publiek wordt hier een gecompliceerd theologisch vraagstuk evenwichtig en objectief uiteengezet.
Natuurlijk heeft Harinck met zijn studie meer voor ogen dan alleen maar een historisch overzicht te presenteren. Het geboden overzicht levert hem de bouwstenen aan om in het laatste hoofdstuk zijn eigen positie in te nemen. Een van de paragrafen is getiteld: ”Een noodzakelijke correctie”, en dat is precies wat de schrijver met zijn studie beoogt: hij wil onjuiste opvattingen rond geloof en rechtvaardiging corrigeren. Hij waarschuwt tegen het oprukkende arminianisme vanuit de evangelische beweging. Maar zijn aandacht richt zich vooral op allerlei on-Bijbelse, soms zelfs bizarre opvattingen rond de beleving van de rechtvaardiging zoals die vigeren in de rechtervleugel van de gereformeerde gezindte. Inderdaad zijn correcties hier dringend nodig en de correcties die de schrijver hier voorstelt, kan ik alleen maar voluit onderschrijven.
De auteur wil met zijn boek leidinggeven aan de discussie zoals die al lange jaren in de gereformeerde gezindte woedt over de toe-eigening van het heil. Op zichzelf gaat het om een aangelegen punt. S. van der Linde schreef ooit dat het in de Reformatie ten diepste ging om de toe-eigening van het heil. Soms wordt er wel eens meewarig gedaan over die vragen, alsof het een achterhaalde discussie zou zijn. Dat is het zeker niet, het raakt de vitale delen van de theologie en verdient daarom nauwgezette en voortgaande bezinning.
In andere sectoren van de kerk kan met deze studie trouwens ook winst worden gedaan. Daar lijkt de rechtvaardiging min of meer verondersteld te worden en wordt ze opgezogen in een heiliging in maatschappijkritische of methodistische trant. Uiteindelijk raken dan de uitersten elkaar en staat niet Christus, maar de christen centraal. En als er geen tollenaars meer zijn, blijven er farizeeërs over.
Treurnis
Toch moet ik eerlijk bekennen dat het lezen van dit boek me enigszins treurig heeft gestemd en een beklemmend gevoel achterlaat. Ik wil dat uitleggen aan de hand van de inhoudsopgave van het boek. Het boek bestaat uit ongeveer 240 pagina’s, waarvan er slechts 20 worden gewijd aan de Schriftgegevens en 50 aan een terugblik. Van de overige pagina’s wordt de helft door de Nadere Reformatie in beslag genomen. Dit gegeven is veelzeggend.
Ik wil de schrijver hierover geen verwijten maken; de manier waarop in de gereformeerde gezindte de discussie wordt gevoerd, laat hem bijna geen andere keuze. En dat is de oorzaak van mijn treurnis: het is blijkbaar niet meer mogelijk om elkaar bij de Schrift te ontmoeten. De benadering van de Schrift wordt zo gedomineerd door theologische fronten, dat we niet meer in staat zijn om vrij en onbevangen naar de Schrift te luisteren. Allerlei theologische formuleringen die niet in de Schrift zijn terug te vinden, zijn een eigen leven gaan leiden en overwoekeren de Bijbel en het geloofsleven.
Daarbij is het onderlinge wantrouwen zo diep, dat een open gesprek niet meer mogelijk is. We kunnen alleen nog maar met elkaar discussiëren via autoriteiten. De eenvoudige woorden van de Schrift hebben blijkbaar niet genoeg gewicht. De Schrift wordt niet meer met de Schrift vergeleken, maar met geautoriseerde schrijvers, en dan zijn de laatsten beslissend. Dat de situatie inderdaad zo is, komt pijnlijk aan het licht in de verhoudingen in deze studie. Slechts 10 procent is gewijd aan het spreken van de Schrift en de grootste helft is toebedeeld aan de traditie.
Zo dreigt het geestelijk leven zich ongemerkt meer te baseren op de traditie dan op de Schrift. Dat doet denken aan de opmerking die Antoine Bodar onlangs maakte, dat niet alleen de rooms-katholieken, maar ook de protestanten gebogen gaan onder hun tradities en commentaren en dat het leergezag de Schriftuitleg bepaalt.
Een echte protestant gelooft graag in gemeenschap met de kerk, maar niet op gezag van de kerk. Ik heb waardering en achting voor Brakel, Comrie en Van der Groe. Hun lectuur geeft de nodige diepgang en behoedt voor al te exclusieve uitspraken. Desondanks werd ik bij het lezen van deze studie op ’t laatst wel erg moe van al die onderscheidingen, die meer met denken dan met geloven te maken hebben.
Van harte hoop ik dat dit boek over de rechtvaardiging ons terugbrengt naar de eenvoudigheid van McCheyne: „Ik boog me en geloofde en mijn God sprak mij vrij.”