Christelijke fracties huiverig voor canon
DEN HAAG - De drie christelijke fracties in de Tweede Kamer zijn huiverig om een canon van de Nederlandse geschiedenis verplicht te stellen voor scholen.
De partijen vrezen dat de overheid gaat bepalen wat er in de geschiedenislessen aan de orde komt, zo bleek woensdag tijdens een overleg in de Tweede Kamer.Het kabinet wil het historisch besef van leerlingen vergroten. Daarom heeft de commissie-Van Oostrom een lijst (canon) gemaakt met vijftig „vensters” uit de geschiedenis van Nederland. Die moet elke leerling in het basis- en voortgezet onderwijs kennen. Het kabinet wil de canon opnemen in de kerndoelen voor het onderwijs.
CDA-Kamerlid Van Dijk wil niet dat de overheid over de inhoud van de geschiedenislessen gaat. Volgens hem strijdt dat met de vrijheid van onderwijs. Nu de canon vrij precies is geformuleerd, ontkomt de politiek er naar zijn mening niet aan op de inhoud van lessen in te gaan. Van Dijk vroeg zich ook af waarom er wel een canon voor geschiedenis komt en niet voor aardrijkskunde.
ChristenUnie-Kamerlid Voordewind sloot zich bij de kritiek aan. Hij vindt dat scholen de ruimte moeten krijgen om eigen accenten te leggen. SGP-Kamerlid Van der Vlies vindt dat de canon alleen als aanbeveling naar de scholen moet gaan.
PvdA-Kamerlid Heijnen vindt wel dat de canon moet worden verplicht. Hij kreeg bijval van VVD, PVV en SP. Heijnen voegde er wel aan toe dat scholen ruimte moeten krijgen om naar regio en naar religie een eigen invulling te geven. „Het moeten open vensters zijn.”
Minister Plasterk van Onderwijs toonde zich gevoelig voor de kritiek. Hij noemde als voorbeeld de waardering voor de Tachtigjarige Oorlog. Die verschilt in rooms-katholieke en protestantse lesboeken fors. Toch moet een leerling het een en ander van deze strijd weten, aldus de bewindsman. Als de overheid zegt dat deze oorlog in de lessen aan de orde moet komen, geeft ze daarmee niet aan welke waardering de onderwijsgevenden daaraan moeten toekennen, zo redeneerde de minister.
Ook staatssecretaris Dijksma van Onderwijs benadrukte dat er geen reden is voor ongerustheid. „Er wordt gewerkt aan een praktische aanpak.”