Een veelzijdige Duits-Nederlandse componist
Titel: ”Gaudeamus. Het leven van Julius Röntgen (1855-1932). Componist en musicus”
Auteur: Jurjen Vis
Uitgeverij: Waanders, Zwolle, 2007
ISBN 978 90 400 1870 5
Pagina’s: 560
Prijs: € 39,50.
Wie in de grote zaal van het Amsterdamse Concertgebouw zijn ogen langs de cartouches met componisten laat glijden, stuit op enkele onbekende namen. Tussen Bach, Händel, Mozart, Brahms en Beethoven prijken namen van Nederlandse componisten als Zweers, Dopper, Verhulst, Diepenbrock en Röntgen. Over laatstgenoemde schreef Jurjen Vis een bijna vuistdikke biografie. Julius Röntgen (1855-1932) is volgens Vis, historicus en musicoloog, weliswaar niet een dominant figuur in het Nederlandse muziekleven geweest, maar hij heeft wel veel werk van betekenis verricht. Röntgen werd in Leipzig geboren en hoewel zijn vader uit Deventer afkomstig was, is hij in zijn spreken en schrijven, maar ook als componist, een volbloed Duitser gebleven, ook nadat hij zich in 1878 in Amsterdam vestigde. In de laatste stad woonde hij 45 jaar en daar werd hij vooral als pianist en pedagoog bijzonder gewaardeerd.
Als een van de oprichters van het Amsterdamsch Conservatorium was Röntgen 42 jaar lang aan dit instituut verbonden - als hoofdleraar piano, en van 1913 tot 1924 als succesvol directeur. Röntgen had een spilfunctie in het Amsterdamse muziekleven. Dat werd versterkt door het feit dat hij eigen concertseries met kamermuziek organiseerde, het Toonkunstkoor en Excelsior dirigeerde en vaak optrad in het prestigieuze Concertgebouw, waar hij vaak de kans kreeg zijn nieuwe composities te presenteren.
Toen Röntgen in 1924 afscheid nam van het Amsterdamsch Conservatorium, kon hij zich wijden aan wat hij het liefste deed: componeren. Hij verruilde het drukke Amsterdam voor het landelijke Bilthoven en noemde zijn nieuwe villa ”Gaudeamus” (”laten wij ons verheugen”). Hij beleefde er gouden jaren.
tussenkop (u16(Immens oeuvre
Als componist is Röntgen niet weg te denken uit de Nederlandse muziekgeschiedenis. Zijn immense oeuvre van meer dan 650 composities stelt onderzoekers echter voor problemen. Röntgens muziek is goed bewaard gebleven in archieven, maar wordt slechts mondjesmaat uitgegeven, geprogrammeerd tijdens concerten of opgenomen op cd.
Deze biografie is een bewerking van een promotieonderzoek van Vis, en dat is te merken aan de omvang van deze grondige studie. Toch laat het boek zich plezierig lezen. Het geeft een uitstekende blik in het muziekleven van de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. Het laat zien dat Nederland de achterstand op muzikaal gebied, die enkele decennia tevoren nog een feit was, goeddeels achter zich gelaten had.
Voor de ontsluiting van een oeuvre als dat van Röntgen is een kloeke biografie als deze broodnodig. Het is dan ook te hopen dat het een aanzet is tot verder onderzoek, maar meer nog tot het programmeren en opnemen van de muziek van deze veelzijdige componist. Het blijft vooralsnog grotendeels afwachten wat Röntgen ons aan muziek heeft nagelaten.
Op grond van de composities die wél bekend zijn, kan men volgens Jurjen Vis ook nog eens stellen „dat Röntgen geen eigen handschrift of geluid heeft gehad; hij steunde heel zijn leven op sterke voorbeelden.” Zijn composities -„eerlijke en onmoderne muziek”- vallen dus zeker niet over één kam te scheren. Ze staan dan ook niet centraal in deze biografie. Het onderwerp van dit boek is niet het leven en werk van Röntgen, maar zijn leven in een brede cultureel-maatschappelijke context.
Vis laat tal van personen uit Röntgens naaste omgeving de revue passeren, zoals Johannes Brahms, Clara Wieck, Robert Schumann, de vermaarde violist Joseph Joachim, Willem Mengelberg, de zanger Johannes Messchaert, maar ook de Noorse componist Edvard Grieg. Met de laatste onderhield Röntgen een levenslange warme vriendschap. Hij heeft zich met de zorg voor Griegs muzikale nalatenschap, met de uitgave van daarin aangetroffen composities en met het schrijven van Griegs biografie de meest actieve apostel van de Noorse componist getoond.
Röntgens grote voorbeeld was Johannes Brahms, en hij was daarin niet de enige. Er liepen indertijd legio ’bramsianen’ rond in Nederland, maar ook daarbuiten. Een andere kant van Röntgen was zijn liefde voor Nederlandse volksmuziek. Geen Nederlandse componist heeft zo veel liedjes, dansen en andere volksmuziek bewerkt en uitgegeven als juist de Duitser Röntgen. Sinds enige decennia is er opnieuw belangstelling voor het op Brahms georiënteerde deel van het oeuvre van Röntgen, maar zijn ’Nederlandse muziek’ wordt vaak afgedaan als oubollig.
tussenkop (u16(Ontsluiting
Zeer waardevol is de bijdrage die Jurjen Vis in het eerste hoofdstuk levert aan de verkenning van het genre biografie en dan met name die van Nederlandse componisten. In een overzicht bewijst de auteur musicologen, en misschien ook anderen, een grote dienst door stil te staan bij de uitdagingen, mogelijkheden en onmogelijkheden waarmee biografen van componisten worden geconfronteerd. Naar mijn weten is daar nog nooit zo uitvoerig over geschreven.