Suite en symfonie, toccata en fantasie
Titel: ”Geschichte der Klavier- und Orgelmusik”
Auteur: Arnfried Edler
Uitgeverij: Laaber-Verlag, Laaber, 2007
ISBN 978 3 89007 674 4
Pagina’s: 3 delen; totaal 1812
Prijs: € 148,- (tot 30 juni, daarna € 178,-).
www.laaber-verlag.de . Het laatste overzicht van de geschiedenis van de westerse muziek is waarschijnlijk nog niet geschreven. De kunst voor iedere auteur is om een originele invalshoek te vinden. Arnfried Edler koos in zijn ”Geschichte der Klavier- und Orgelmusik” de compositievorm als uitgangspunt.
Laaber-Verlag in het Duitse Laaber grossiert in overzichtswerken op muziekgebied. Momenteel werkt de uitgever aan een heel aantal encyclopedische standaardwerken. Zo krijgt de zesdelige serie ”Instrumenten-Lexika” langzaam vorm - inmiddels verschenen het ”Lexicon der Violine”, het ”Lexicon des Klaviers” en het ”Lexicon der Orgel”. Ook de zesdelige serie ”Komponisten-Lexika” krijgt gestalte - ”Das Bach-Lexikon” is al op de markt, dit jaar moeten ook ”Das Beethoven-Lexikon en ”Das Händel-Lexikon” verschijnen.
De serie ”Handbuch-Reihen” is eveneens indrukwekkend. Om enkele titels te noemen: het ”Handbuch der musikalischen Gattungen” (zestien delen), ”Das Bach-Handbuch” (zeven delen) en het ”Neues Handbuch der Musikwissenschaft (dertien delen).
Kortom, een postpakketje vanuit Laaber is niet alleen letterlijk gewichtig, het maakt ook nieuwsgierig. En opnieuw stelt Laaber-Verlag niet teleur: de jongste verzending, een pennenvrucht van prof. dr. Arnfried Edler, mag er zijn: kloek, mooi uitgevoerd, inhoudsvol.
Het gaat om een uitgebreide heruitgave van het boek ”Gattungen der Musik für Tasteninstrumente”, dat als onderdeel van het ”Handbuch der musikalischen Gattungen” vanaf 1997 in drie drukken verscheen. Nu is er een afzonderlijke uitgave in drie delen van gemaakt, die in oktober vorig jaar verscheen.
Edler (1938) is muziekwetenschapper en kerkmusicus en was van 1989 tot 2003 hoogleraar historische muziekwetenschap aan de Hochschule für Musik und Theater in Hannover. In zijn ”Geschichte der Klavier- und Orgelmusik” beschrijft hij de geschiedenis van de muziek die voor toetsinstrumenten (onder andere klavecimbel, orgel en piano) geschreven is.
Edler doet dat op zijn eigen manier. Hij wil niet compleet zijn. Hij wil ook geen naslagwerk of een rij van feiten bieden. Hij richt zich op de compositievorm, het genre. En daarbij wil hij het fenomeen muziek voor toetsinstrumenten plaatsen in het geheel van de cultuurgeschiedenis. Edlers benadering van de materie (de zogenaamde Gattungsgeschichtliche aanpak) heeft drie hoofdpijlers: de compositiegeschiedenis, de sociale geschiedenis en de regionale geschiedenis.
Het verhaal wordt dus bewust niet verteld aan de hand van leven en werk van muzikale grootheden. Hoewel, er is één uitzondering, stelt Edler: Johann Sebastian Bach. Diens oeuvre geldt volgens de auteur als het middelpunt van de westerse muziek voor toetsinstrumenten. „Bachs muziek vormt de historische afsluiting van een ontwikkeling waarin de verschillende muzikale vormen tot een afronding kwamen. Zowel de koraalbewerking als de suite, de variatie en de zogenaamde ”stylus phantasticus” verschijnen in zijn oeuvre in een uitgebalanceerde en verheven versie. Voortzetting ervan is niet mogelijk”, aldus Edler.
Na deze „diepe cesuur” in de muziekgeschiedenis richten componisten zich vanaf 1750 dan ook vooral op de esthetiek van de enkele compositie, en niet langer op de betekenis van de vorm van een compositie, schrijft Edler.
Allemande
Het eerste en grootste deel van Edlers werk beschrijft de periode van de late middeleeuwen tot 1750. Tal van compositievormen die musici in deze periode hanteerden, passeren de revue: de koraalfantasie, het koraalvoorspel, de koraalfuga, de allemande, de courante, de gigue.
Veel plaats is ingeruimd voor de fantasie, een vorm die midden 16e eeuw in Italië opkwam en breed werd opgevat. Aan de orde komen de Engelse virginaalfantasie (Byrd), Nederlandse en Duitse fantasieën (Sweelinck, Scheidt), de echo (Sweelinck) en de hexachordbewerking (Scheidt, Froberger).
Nog meer ruimte (vijftig pagina’s) vergt de beschrijving van de toccatavorm, die waarschijnlijk door de 16-eeuwse Venetianen Gabrieli, Padovano en Merulo in de muziek voor toetsinstrumenten is ingevoerd. In een mooi overzicht schetst Edler de toccata in Venetië in de laatste helft van de 16e eeuw, de toccata in Napels en Rome rond 1600, de toccata bij Frescobaldi, de Italiaanse toccata na Frescobaldi, Midden-Europese varianten van de Italiaanse toccata (Sweelinck, Froberger, Weckmann) en de Duitse pedaaltoccata (Pachelbel, Muffat).
De tweede periode die Edler beschrijft, bestrijkt de jaren 1750 tot 1830. De tijd van de hofcultuur en de burgerlijke cultuur. De tijd van de fantasie en het capriccio van C. P. E. Bach en Mozart. Vooral ook de tijd van de pianosonate: bijna 200 pagina’s heeft Edler nodig om dit fenomeen, dat in verschillende landen op een verschillende manier verscheen, te beschrijven.
Rond 1830, na Beethoven en Schubert, is er opnieuw een diepe cesuur in de geschiedenis van de compositievorm, stelt Edler. Dat heeft alles te maken met de ontwikkelingen in de cultuur, onder andere de revoluties van 1789 en 1848, en met het radicale moderne bewustzijn dat rond 1830 opkomt. Edler beschrijft in dit derde deel onder andere de sonate (Chopin, Schumann), de operafantasie (Liszt), de koraalfantasie (Reger, Busoni) en de nieuwe orgelmuziek: de orgelsonate (Mendelssohn), de fantasiesonate (Liszt) en de orgelsymfonie (Vierne, Dupré). Onder het thema ”Das Lyrische Klavierstück” komen onder andere composities voor orgel en harmonium (Boëly, Léfébure-Wély, Lemmens) aan de orde, terwijl ook het 20e-eeuwse ”Orgelstück” (Tournemire, Messiaen, Distler, Pärt) wordt behandeld.
Meerstemmigheid
Toetsinstrumenten nemen onder de muziekinstrumenten een bijzondere positie in, schrijft Edler. Ze vormen de basis van waaruit in het tweede millennium de meerstemmigheid zich heeft ontwikkeld. En dat denken in klanken in plaats van in enkele tonen heeft vervolgens het muzikale gedachtegoed tussen 1500 en 2000 gekenmerkt. De toetsinstrumenten en de muziek die daarvoor geschreven is hebben dus een fundamentele betekenis gehad voor de gehele westerse muziek.
Edler geeft in zijn overzicht een goed beeld van de verschillende vormen die componisten in de achterliggende eeuwen hanteerden bij het schrijven van muziek voor toetsinstrumenten. De 150 afbeeldingen die het werk telt, laten zien hoe veel van die componisten en instrumenten eruitzagen. De 450 notenvoorbeelden brengen de muziek dicht bij de lezer.
Kortom, Laaber-Verlag mag vaker een postpakketje in westelijke richting sturen.