Niet oud of nieuw, maar eigentijds
In plaats van over het oude en het nieuwe leren kunnen we beter spreken over eigentijds leren, stelt C. Giljam voor. Deze term laat het oude en het nieuwe in zijn waarde en nodigt uit om gezamenlijk te blijven zoeken naar antwoorden voor onze tijd.
De laatste tijd zijn in verschillende media, waaronder deze krant, discussies gevoerd over het zogenaamde oude en nieuwe leren. Voor- en tegenstanders buitelden over elkaar heen, waarbij de ruimte om goed te luisteren naar elkaars argumenten niet altijd aanwezig was. De bedoeling van dit artikel is niet om hierover het laatste woord te spreken. Wel toont onderzoek aan dat het reformatorisch voortgezet onderwijs een eigen plaats heeft in deze discussie. Dat kan een alternatief bieden voor de door sommigen ervaren patstelling.Om de plaats van onze reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs te verduidelijken in de genoemde discussie rondom het oude en het nieuwe leren is een analyse gemaakt van de diverse onderwijsplannen en visiedocumenten van de scholen. Daarin vallen een paar zaken op.
Allereerst is het interessant te constateren dat in geen van de genoemde documenten een keuze wordt gemaakt voor oud of nieuw. Sterker nog: in diverse documenten worden de begrippen ”oude” en ”nieuwe” leren niet genoemd. Wat wel geconstateerd kan worden, is dat in alle scholen de visie op onderwijs en de daarvan afgeleide onderwijsontwikkeling heel sterk benaderd worden vanuit de grondslag en identiteit van de scholen. Dat blijkt de belangrijkste invalshoek te zijn om onderwijsontwikkelingen te beoordelen en deze inhoud te geven.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de Bijbelse opvatting over kennis en de betekenis daarvan voor het christelijk onderwijs. Ook het Bijbelse mens- en kindbeeld heeft consequenties voor de manier waarop wij invulling geven aan het omgaan met verschillen tussen leerlingen of de wijze waarop wij in onze scholen omgaan met het geven van verantwoordelijkheid aan leerlingen voor hun eigen leerproces.
Diskwalificatie
Een tweede punt dat opvalt, is dat in alle onderwijsplannen nadrukkelijk oog is voor maatschappelijke ontwikkelingen. De samenleving verandert en stelt andere eisen aan de opleiding van jongeren. Het is evident dat de huidige samenleving andere eisen stelt aan het onderwijs dan bijvoorbeeld de industriële of de agrarische samenleving. Niet alleen de samenleving, maar ook de jongeren zelf veranderen, evenals de eisen van het vervolgonderwijs. Uit diverse documenten blijkt dat reformatorische vo-scholen zich hiervan sterk bewust zijn en dat deze veranderingen consequenties hebben, zowel voor de inhoud van het onderwijs als voor de didactiek.
Als in een discussie de termen oud en nieuw gebruikt worden, treedt steeds een simpele indeling op: dit is oud en dat is nieuw. Vervolgens leidt dat dan tot een diskwalificatie van het een of het ander. Door te spreken over het nieuwe leren, lijkt het alsof het oude als ouderwets en verkeerd is weggezet. Dit is onzes inziens niet terecht. Lang niet altijd is duidelijk wat we nu precies verstaan onder de begrippen oud en nieuw. Begrippen en definities zijn niet altijd helder, wat weer leidt tot oeverloze discussies. Bovendien is het de vraag waarover we dan een aantal jaren later spreken. Hebben we het dan over het nieuwste of allernieuwste leren?
Kortom: het wordt tijd voor een andere benadering. In plaats van een discussie over oud en nieuw te voeren, willen we ervoor pleiten om te spreken over ”eigentijds leren”. Dit betekent niet dat we ons laten leiden door de waan van de dag. Wel betekent het dat we ons ervan bewust zijn dat we onze jongeren dienen voor te bereiden op en toe te rusten voor de maatschappij van morgen.
Open houding
Kiezen voor eigentijds leren heeft wel consequenties. Onderwijs is voortdurend in ontwikkeling en in rapport met de tijd waarin we leven zullen we ons steeds moeten afvragen welke kennis en welke vaardigheden we willen overdragen. Zonder te vervallen in een functioneel kennisbegrip, zullen we steeds kritisch en fundamenteel moeten doordenken wát onze jongeren dienen te leren en hóé ze dat doen. Cultuuroverdracht bevat behalve tijdloze ook tijdgebonden elementen.
Eigentijds leren betekent ook dat cultivering van het oude niet acceptabel is, zonder daarmee te zeggen dat al het oude overboord moet. In plaats van een consoliderende houding, wordt een attitude gevraagd van ontwikkelingsgericht werken en denken, waarbij we voortdurend zoeken naar verbeteringen. We moeten ervoor openstaan om relevante externe ontwikkelingen in de samenleving te incorporeren in ons onderwijs. Zo’n houding en bereidheid mag van elke professional verwacht worden.
Als reformatorisch onderwijs zijn we verplicht onderwijsontwikkelingen steeds vanuit onze identiteit te doordenken. Er zijn reeds vele initiatieven op dit terrein, die in het bestek van dit artikel niet genoemd kunnen worden. Maar laat de uitdaging er blijven om op een vruchtbare manier na te denken over onderwijsontwikkelingen. De term eigentijds leren laat het oude en het nieuwe in zijn waarde en nodigt uit om gezamenlijk te blijven zoeken naar antwoorden voor onze tijd. De term eigentijds blijft ook eigentijds. Zoals de onderwijsgeschiedenis bewijst, staat in iedere tijd de samenleving immers voor de vraag wat goed onderwijs is voor onze jongeren.
De auteur is lid van de centrale directie van het Calvijn College in Goes. Hij schreef dit artikel namens de commissie onderwijszaken van het Dorvo (Directieoverleg Reformatorisch Voortgezet Onderwijs), waarvan hij voorzitter is.