Toch maar geen feestrede
Waarmee kunnen we vandaag de jarige koningin Beatrix een groter plezier doen dan het over een van haar meest favoriete thema’s te hebben: wereldburgerschap? Met enige regelmaat komen wereldburgers immers in haar toespraken voorbijwandelen.
Maar het onderwerp aansnijden is gemakkelijker dan er een feestrede omheen bouwen. Want Nederlanders zijn ook vandaag graag wereldburgers, maar lukt het ons ook?Er duikt deze dagen nog een ander woord veelvuldig in het publieke debat op: film. Je hoeft maar een krant open te slaan, of een radio aan te zetten en het gaat over films. Over filmpjes vooral, op YouTube bijvoorbeeld -waar straatjeugd willekeurige voorbijgangers in elkaar rammen, of over films op tv, waaronder de nog uit te zenden pornofilm ”Deep Throat”, en over films die al in de hoofden van politici in première zijn gegaan - denk aan de anti-islamfilm van Wilders.
Een beetje gênant is het wel, om als vorstin te moeten constateren dat jouw burgers liever naar ordinaire filmpjes kijken in plaats van teksten te lezen van Montaigne, Erasmus of Willem van Oranje. Gênant ook omdat Nederlanders als alfabeten bekendstaan.
Maar dat duurt niet lang meer, want dankzij de moderne technieken is Nederland niet meer dat knusse bioscoopzaaltje achteraf. Nederland is in deze geglobaliseerde wereld het grote filmdoek in de reusachtige filmzaal die wereldgemeenschap heet.
Echte wereldburgers hebben daar geen moeite mee. Die weten dat zodra grenzen wegvallen, het zaak is om op andere terreinen grenzen juist extra goed te bewaken. Grenzen van respect voor andere wereldburgers, grenzen van fatsoen, van terughoudendheid. Dat heeft niets met waterige oecumene te maken of, nog erger, met syncretisme. Wel met spelregels die een beschaafde omgang met elkaar mogelijk maken. In deze speciale zin zijn ware wereldburgers altijd grensverleggend bezig. Ze zijn extra alert om anderen niet te kwetsen. Ze lopen constant op hun tenen - niet vanwege de lange tenen van de ander, maar omdat ze weten dat hun eigen hakken -zeker als die onder houten klompen zijn gemonteerd- gemakkelijk verwonden. Wij Nederlanders willen ook vandaag maar wat graag zulke wereldburgers zijn, maar lappen die spelregels steeds vaker en driester aan onze laars. Grensverleggend bezig zijn vatten we ook heel anders op, namelijk in de zin van het eindeloos oprekken van normen en waarden, en het onophoudelijk neerhalen van alles wat heilig en hoog is.
Via onze obsessie voor plaatjes, films en filmpjes tonen we ons ook aan de wereld allesbehalve als gewetensvolle wereldburgers, maar zijn we voor hen juist naar binnen gerichte, zelfgenoegzame Hollanders, die lak hebben aan het heilige, aan het waardige en gewetensvolle. Dankzij de beeldcultuur wordt dat imago immers extra uitvergroot en anderen ingewreven. Als ergens sprake is van een botsing der beschavingen, dán op het slagveld van deze mondiale beeldcultuur. Voor ons zijn beelden -in de gedaante van plaatjes en filmpjes- perfecte middelen van vermaak, symbolen van culturele verplatting. Maar in niet-westerse culturen is verbeelding juist de ultieme uiting van heiligheid en respect, of juist het tegendeel daarvan, afhankelijk van hoe, en óf iets wordt afgebeeld. De gevolgen van deze ”clash” laten zich raden. Het vergrootglas van de beeldcultuur werkt in de handen van deze kosmopolieten als een brandglas dat her en der smeulende vuurtjes ontsteekt.
Gaat dit klompenvolk zich nog eens gedragen als echte wereldburgers? De signalen wijzen er niet op. Zolang het allerheiligste in onze samenleving Kunst heet, dat gelijk staat aan een vrijplaats voor iedereen die wil kwetsen, neerhalen en toetakelen, zolang jongeren worden neergezet als een autonome zelfbewuste mensensoort, die je als volwassenen vooral moet volgen in plaats van sturen, en zolang een publiek persoon als minister Plasterk zonder enige schaamte roept dat een vulgaire seksfilm op de publieke zender „gewoon kan”, zolang dat gebeurt, is er weinig hoop op een kentering. Weinig reden dus voor een feestrede. Er is juist veel moed voor nodig om van zó’n land staatshoofd te zijn.