Nuttig naslagwerk bij het Bijbellezen
Titel: ”De wereld van de Bijbel”
Auteur: Paul Lawrence
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2007
ISBN 978 90 435 1364 7
Pagina’s: 188
Prijs: € 25,-.
De Bijbel is geschreven in een andere tijd en in een ander geografisch gebied dan wij gewend zijn. Vandaar het belang van Bijbelse oudheidkunde en Bijbelse aardrijkskunde voor het beter verstaan van de tekst. In de loop van de jaren zijn er heel wat studieboeken, gidsen en naslagwerken uitgegeven, bedoeld om inzicht te geven in omstandigheden rondom en achter de tekst van de Bijbel. Een recente publicatie is ”De wereld van de Bijbel”, een vertaling van ”The Lion Atlas of Bible History” van de hand van Bert Blok. De schrijver, Paul Lawrence, studeerde van 1978 tot 1982 Akkadisch, Hebreeuws en archeologie van het Nabije Oosten aan de universiteit van Liverpool. Hij promoveerde op het onderwerp ”Assyrische generaals en hun verhouding tot hun koning”. In 1984 werkte hij aan de oever van de Tigris aan een reddingsoperatie van oude materialen. Van 1986 tot 1999 werkte hij bij het Turks Bijbelgenootschap in Istanbul. Het boek geeft op heldere en overzichtelijke wijze gedetailleerde informatie weer.
In de inleiding geeft de schrijver kort het bestek van zijn boek aan: het belang van de historische, geografische en theologische achtergronden van de Bijbel. Tal van heldere landkaarten, sprekende foto’s, grafieken, tabellen en tijdbalken bij de tekst maken van het boek een overzichtelijk, fraai en leerzaam naslagwerk. Een verklarende woordenlijst, een index van namen en begrippen, een aardrijkskundige index en een index van Bijbelverwijzingen completeren het geheel. Voor de Bijbelteksten is de NBV (2004) gebruikt. De spelling van de plaatsnamen doet modern aan, ze wijkt af van die waarmee lezers van de Statenvertaling vertrouwd zijn.
Eerbied
”De wereld van de Bijbel” geeft een algemeen overzicht van de achtergronden van de Bijbel. Uiteraard kan het gezag van de Schrift niet gegrond zijn op oudheidkundige vondsten: de Schrift heeft zijn eigen gezag, aanvaard door een kinderlijk geloof. Op grond van archeologie kan men niet vaststellen dat de Bijbel gelijk heeft. Op bladzijde 13 staat de zinsnede: „dan moeten we vertrouwen op wat de Bijbel vermeldt.” Hoe hebben we dit ”moeten” op te vatten? Vrijblijvend, vrees ik, na het lezen van het boek.
In de beschrijving van de zondvloed en het stilstaan van de zon en de maan in Jozua 10 moeten we waarnemen dat de schrijver van het boek reserves heeft ten aanzien van de geloofwaardigheid van de Bijbelse mededelingen. Gevaarlijker dan glasharde ontkenning!
Merkwaardig is de mededeling op bladzijde 103: „Veel van de overgebleven Joden, onder wie de profeet Jeremia (…) vluchtten naar Egypte ondanks de profetische waarschuwing van Jeremia om niet te gaan.” Hier wordt gesuggereerd dat Jeremia zijn eigen waarschuwing niet serieus nam. Meer waarheidsgetrouw zou de mededeling geweest zijn dat Jeremia gedwongen was mee te gaan. (Jeremia 43:5-7).
En een zin als: „De lezer zou zich kunnen laten meeslepen door de opgeklopte retoriek” getuigt bepaald niet van eerbied voor de Bijbeltekst!
Ik zou liever willen spreken van „de scheppingsgeschiedenis” dan van „het scheppingsverhaal.” Dat laatste plaatst de gebeurtenis namelijk op gelijke voet met andere scheppingsverhalen.
Ook uit de volgende voorbeelden blijkt dat de schrijver niet „voor het Woord beeft”:
Zo schrijft hij op bladzijde 59: „Het belang van dit verhaal zit ongetwijfeld in het feit dat Ruth en Boaz later de overgrootouders van niemand minder dan koning David zouden worden.” Is dat alles? Op bladzijde 30 gaat het over „het verhaal over Jakobs geliefde zoon Jozef.” Elders wordt gemeld dat de echte naam van Isboset Esbaäl was, „man van Baäl.” Dit zou, aldus de auteur, door de schrijvers van Samuël zijn veranderd.
Dat Jozef „kwijnde in de gevangenis” staat op gespannen voet met het beschrevene in Genesis 39 en 40. Zou er in het oorspronkelijke Engelse boek iets anders zijn bedoeld?
Een duidelijk voorbeeld van een foutieve vertaling vinden we op bladzijde 45. In Jozua 6:20 staat dat de muren van Jericho vielen, toen het volk juichte. Het oorspronkelijke Engelse woord is vertaald met ”schreeuwde.” Op zich een juiste vertaling van het woord, maar hier zou ”juichte” correcter geweest zijn. Bepaald ongepast is de zin: „Volgens de Bijbelschrijvers wekte dit de woede van de Heer.”
Nuttig naslagwerk
Wij zijn gewend zelfstandige en bezittelijke voornaamwoorden die betrekking hebben op de drie Personen in de Godheid met een hoofdletter te schrijven, omdat dit eerbiedig is. Dit is niet gebeurd in het boek, mogelijk omdat het in de meest betrouwbare Engelse vertaling van de Bijbel evenmin is gebeurd. Om dezelfde reden geven we de voorkeur aan ”Heere” in plaats van ”Heer”.
Mijn hoofdbezwaar tegen ”De wereld van de Bijbel” is dat Gods inspiratie en Zijn hand in de bewaring van de geïnspireerde geschriften buiten beschouwing blijven. De Bijbelboeken worden gelezen als puur menselijke geschriften.
Wie rekening houdt met bovengenoemde aanmerkingen, kan aan dit boek evenwel een nuttig naslagwerk hebben bij het onderzoek van Gods Woord.