Cultuur & boeken

Erfelijke armoede

Titel: ”Alle dagen schuld. Praktijkverhalen over armoede”
Auteur: Mirjam Pool
Uitgeverij: Augustus, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 457 0118 9
Pagina’s: 287
Prijs: € 19,90.

23 January 2008 11:27Gewijzigd op 14 November 2020 05:29

Ze zitten vaak diep in de schulden en moeten soms zien rond te komen van 20 tot 70 euro leefgeld in de week. Aan de buitenwereld laten ze hun sores niet zien. Auteur Mirjam Pool kreeg echter de gelegenheid zo’n anderhalf jaar lang diverse gezinnen te volgen die onder de armoedegrens leven. In ”Alle dagen schuld” doet ze daarvan op boeiende wijze verslag. Volgens het CBS leeft ruim 10 procent van de Nederlanders onder de armoedegrens. Deze huishoudens hebben een inkomen van maximaal 105 procent van de norm die geldt voor algemene bijstand en AOW. In haar boek geeft Mirjam Pool deze cijfers een gezicht.

De freelancejournalist, afgestudeerd politicoloog en eerder werkzaam bij de afdeling armoedebestrijding van de gemeente Amsterdam, zoomde in op Almelo. Ze richtte haar aandacht niet alleen op de armen in deze stad, maar ook op allerlei instanties en personen met wie deze groep te maken heeft, zoals de sociale dienst, de Stadsbank en gerechtsdeurwaarders.

Aan de orde komen onder meer de geschiedenis van de bijstand en verscheidene oorzaken van armoede. Volgens een gerechtsdeurwaarder zijn de meeste debiteuren in de problemen geraakt door „een structureel foutief keuzepatroon en verkeerde prioriteiten. Het lijkt wel of het er bij hen ingebakken zit.”

Een schuldhulpverlener signaleert bij het overgrote deel van haar cliënten gebrek aan in- en overzicht. „De mensen schatten hun uitgavenpatroon verkeerd in en doorzien onvoldoende wat de consequenties zijn van de verplichtingen die ze aangaan.” Veel cliënten hebben te kampen met „belemmeringen in psychische, lichamelijke, sociale of verstandelijke zin.”

Het trof Pool vooral dat sociale en economische achterstand soms van generatie op generatie wordt doorgegeven. „In deze categorie bevinden zich mensen die al bij hun geboorte kansarm zijn; het zijn mensen die achterblijven als het, zoals nu, goed gaat met de werkgelegenheid, en overblijven in de bestanden van de uitkeringsinstanties. Hun kinderen gaan meestal een leven met even weinig perspectief tegemoet.”

Als typerend voorbeeld van deze „erfelijke armoede” beschrijft Pool de situatie van de verslaafde Dennis en zijn zwakbegaafde vriendin Chantal. „Beiden komen voort uit sociaal zwakke families aan de onderkant van de maatschappij, die lijden aan een complex van belemmeringen en elkaar versterkende problemen. Ook de generaties vóór die van hun ouders verkeerden al in zo’n situatie.” De drie kinderen van Dennis en Chantal gaan „hoogstwaarschijnlijk dezelfde toekomst tegemoet.”

Parade van onbegrip
De auteur schroomt niet aan de orde te stellen wat er soms schort aan de begeleiding of bejegening van mensen met langdurige financiële problemen. Ze merkt op dat een bepaalde bewindvoerster „niet de meest tactvolle en zorgvuldige persoon is die er in het vak rondloopt.” Ook beschrijft ze hoe ze bij elk bezoek aan de Stadsbank, een instelling die zich bezighoudt met schuldhulpverlening en budgetbeheer, getuige is van „een kleine parade van onbegrip en miscommunicatie aan de balie.”

Veel mensen die Pool spreekt hebben te maken met gerechtsdeurwaarders. Ze krijgt verhalen voorgeschoteld over „kaffers die eropuit zijn om je kapot te maken, die zonder pardon je enige erfstuk verpatsen, die ondanks dat er aan hun voet wordt gehangen gewoon verder de trap opgaan om de inboedel van de kinderkamer te noteren. (…) De werkwijze zou erop gericht zijn om toch nog een druppel te knijpen uit een droge citroen.”

Als Pool vervolgens bij een van de gerechtsdeurwaarders aan tafel zit, hoort ze heel andere taal: „Uiteindelijk heb ik vooral een sociale functie. Samen met de debiteuren moet ik een oplossing proberen te vinden die overeenstemt met de wensen van onze opdrachtgevers. (…) Op een gegeven moment word je haast een soort huisvriend. Je hoort erbij. Bij hen is het niet de melkboer die elke week aan huis komt, maar de deurwaarder.”

Vrijwilligers
Een van de personen die in het boek regelmatig in beeld komt is Nolda Schepers, drijvende kracht achter het Almelose Boodschappenproject. Zij biedt, samen met andere vrijwilligers, onder meer wekelijks pakketten levensmiddelen aan mensen in financiële nood. De hulp reikt verder dan die van voedselbanken, onder meer doordat de organisatie ook regelmatig zelf producten inkoopt. De spullen worden betaald uit schenkingen van kerken, bedrijven en particulieren en aangevuld met giften in natura die spontaan worden gebracht.

Nolda Schepers wil mensen niet afhankelijk maken van haar project. De ondersteuning is daarom altijd van tijdelijke aard. Het gros van de klanten staat voor drie à vier weken genoteerd, enkelen krijgen maanden achtereen een pakket. In een gemiddelde week staan er zo’n veertig adressen op de lijst. ’s Winters is het traditioneel drukker en loopt het aantal soms op tot zeventig.

De pakketten komen onder andere terecht bij mensen die klem kwamen te zitten „door administratieve procedures en fouten van instanties.” Schepers noemt het „stuitend hoe ze soms aan hun lot worden overgelaten, hoe dom of in mijn ogen onjuist ze ook hebben gehandeld, of hoe vreemd hun keuzes ook lijken.” De gedreven vrijwilliger wordt door de auteur getypeerd als iemand die spreekt „met het morele gelijk van de weldoener, de betrokkene die het beste voorheeft met de minder bedeelde medemens.”

Openhartig
Pool slaagde er meer dan eens in mensen openhartig aan de praat te krijgen over hun situatie, al stuitte ze soms ook op de grenzen van wat betrokkenen kwijt wilden. Ze schetst in haar boek een levensecht beeld van een wereld die voor velen verborgen is. Jammer is dat ze enkele ronduit grove uitlatingen van sommige geïnterviewden letterlijk weergeeft.

Gesprekken met diverse deskundigen plaatsen de ervaringsverhalen in een breder perspectief en werpen daar soms een ander licht op. Deze brede aanpak geeft een veelzijdige kijk op de achtergronden van een complexe problematiek. Het werk van diaconieën blijft daarbij onderbelicht. Door dit aspect nadrukkelijker in het geheel te betrekken had Pool een nóg completer beeld kunnen geven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer