In zeven jaar tijd bezochten ze 1048 organisaties in achttien sectoren om in kaart te brengen hoe hoog of laag de overheadkosten zijn. Huijben en Arno Geurtsen, onderzoekers van het bureau Berenschot, presenteerden vanmiddag hun bevindingen in Den Haag. Aan R. Pans (VNG), K. van der Steenhoven (OCW) en B. Wientjes (VNO/NCW) overhandigden zij hun boek ”Heeft iemand de overhead gezien?”Wat verstaat u onder overhead?
„Het gaat om honderden taken: van de kantinedame die de broodjes smeert tot en met het hoofd financiële administratie. Een kwart van de beroepsbevolking werkt in deze sector, maar het is een onbekende beroepsgroep. Over leiderschap zijn duizenden boeken geschreven, over overhead niet één. Terwijl er in de laatste sector veel meer mensen werken dan in het management.”

Wat is de belangrijkste conclusie?
„Veel organisaties hebben nauwelijks grip op hun overheadkosten. Als er moet worden uitgebreid of ingekrompen bij de ondersteunende diensten, baseren managers hun beslissingen vaak op gebrekkige informatie. Dit gaat dikwijls verkeerd: een afdeling wordt dan uitgebreid terwijl dat helemaal niet nodig is, of er wordt in gesneden terwijl dat helemaal niet kan. Overhead is lastiger grijpbaar dan we denken.”

Wat moet er gebeuren?
„Organisaties zouden goed moeten kijken hoe vergelijkbare organisaties omgaan met hun overhead. Bij de ene gemeente liggen de overheadkosten op 40 procent, terwijl een vergelijkbare gemeente het met 20 procent af kan. De eerste gemeente moet zich dan afvragen hoe dat kan. Soms is de wet van Parkinson van toepassing: mensen hebben zoveel tijd nodig als er tijd beschikbaar is. Of werknemers houden elkaar bezig door te blijven professionaliseren, terwijl dat niet direct nodig is.”