Nertsenfokker blijft brood zien in bont
Nertsenfokkers kijken weer met andere ogen naar de toekomst. Het wetsvoorstel dat hun bedrijfstak de nek om moet draaien, ligt nog in de la. Dit najaar zal het kabinet laten weten of het document definitief naar de prullenbak verhuist.
Cor Warnaer steekt zijn arm in een kooitje en krabbelt een slank diertje met donkere, priemende oogjes achter zijn kopje. „Zoals deze moeten ze zijn”, doelt de nertsenfokker uit Dirksland op het kleurpatroon van de vacht. Over het witte lijf van de nerts liggen eilandjes van zwarte vlekken gelijkmatig verspreid. „Niet zo’n dicht veld vol vette olievlekken.”
Het groepje bonte Finn Jaguars vormt slechts een klein gedeelte van de in totaal 3000 fokteven van Warnaer. In zijn stallen op het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee zijn geen witte nertsen te vinden. „Persoonlijk vind ik ze wat minder mooi”, zegt hij. „Je kunt ook niet alles hebben.”
Afgezien van de kleur zit er hooguit wat maatverschil in de nertsen. Zo zijn de zwarte, in vaktaal ”scan black” genoemd, wat kleiner. Saffier, de blauwgrijze kleurslag, is de duurste soort. „Daar is vooral veel vraag naar in Zuid-Korea”, verklaart Warnaer. „In tegenstelling tot de kleur bruin (”scan glow”) valt er niet kunstmatig met de kleur te rommelen.” Pelzen mogen van hem hun natuurlijke kleur houden. Met kruisen valt nog zo veel te bereiken.
In de stal is goed te zien dat de nertsen momenteel stevig verharen. Vanaf de staart kruipt de dikke wintervacht langzaam maar zeker omhoog naar de kop. Begin november is de pels in optimale staat. Warnaer: „Als de oren niet meer zichtbaar zijn, is het goed.” De beste dieren mogen blijven. Zij worden fokdieren voor het komende seizoen. Ieder jaar wordt eenderde van de fokteven vervangen.
De overige worden met behulp van zuivere koolmonoxide op een snelle en pijnloze manier gedood. De pelzen worden vervolgens schoongemaakt, opgespannen, gedroogd en daarna gereed gemaakt voor transport. Uiteindelijk worden ze verkocht op internationale veilingen. Na deze zeer arbeidsintensieve periode maakt Warnaer zijn bedrijf grondig schoon. In maart begint de cyclus opnieuw met de paartijd.
Een jaarcyclus die bijna zijn langste tijd leek te hebben gehad. Begin vorig jaar stemde de toenmalige ministerraad in met een wetsvoorstel van minister van Landbouw Brinkhorst om over tien jaar een verbod in te voeren op het houden en doden van dieren voor hun pels. Tot dan zouden ondernemers geen nieuwe bedrijven mogen oprichten en het aantal dieren op hun bedrijven niet mogen uitbreiden.
De Europese Commissie eiste opheldering, omdat het voorstel marktverstoring zou kunnen betekenen. Onder de Europese regelgeving is pelsdierhouderij nadrukkelijk toegestaan. Nederland stuurde het wetsvoorstel naar Brussel met als motivering dat de meerderheid van de bevolking tegen het fokken van nertsen zou zijn.
Hiermee namen Frankrijk, Spanje, Finland, Griekenland en Denemarken geen genoegen. Volgens deze EU-lidstaten is een eventueel verbod in Nederland op basis van ethische overwegingen in strijd met de door Brussel gewenste harmonisering van het Europees beleid op het gebied van dierenwelzijn. Bovendien wezen zij erop dat een verbod averechts zou werken. Het fokken van met name nertsen zal zich dan immers naar andere landen verplaatsen en onder aanzienlijk slechtere omstandigheden plaatshebben.
De Nederlandse nertsenhouders viel het wetsvoorstel wel bijzonder rauw op het lijf. Slechts een paar jaar eerder, in 1995, had de sector van toenmalig landbouwminister Van Aartsen nog voorwaardelijk het groene licht gekregen. Nertsenhouders mochten met hun bedrijf doorgaan, mits zij het welzijn van de roofdiertjes aanmerkelijk wisten te verbeteren.
De afspraken liggen vast in het zogeheten plan van aanpak. Warnaer kan de inhoud ervan wel dromen. Het aantal mazen in de kooien: twaalf in de breedte, achttien hoog, vierendertig diep. Een blauwgrijze Finn Jaguar springt soepel op een verhoging in de kooi en heft zijn snuitje nieuwsgierig omhoog. „De overheid komt wel eens met onzinnige maatregelen. Maar ik moet toegeven, zo’n element uit het plan als kooiverrijking is een hele verbetering.”
Ook toen het einde van de sector nabij leek, ging Warnaer gewoon door met investeren. Hij kon ook moeilijk anders. In 1998 had hij net een vergunning gekregen om zijn bedrijf verder uit te bouwen. Ermee stoppen was geen optie. „Toen ik er tien jaar eerder mee begon, was de dreiging er al en die is nu nog steeds niet weg. Wij zijn min of meer wel zwaar weer gewend. De sector heeft echter het volste vertrouwen dat het uiteindelijk goed zal komen.”
De Dirkslandse akkerbouwer -nertsen vormen een deel van zijn broodwinning- benadrukt dat de ongeveer 200 fokbedrijven die Nederland telt zich niet laten afschrikken door onzekerheid. „Weliswaar is het aantal bedrijven afgenomen. Maar dit is geen vergrijsde sector. Er zijn fokkers in alle leeftijden. Het zijn ook vogels van allerlei pluimage die eraan beginnen. Ik zeg wel eens dat er één voorwaarde is om nertsen te houden. Je moet een groot dierenliefhebber zijn.”
Op de wereldmarkt is Nederland een speler van betekenis. Het levert 10 procent van de 30 miljoen pelzen die jaarlijks worden verhandeld. In Europa is alleen Denemarken een grotere producent. Begin jaren negentig steeg de productie tot zo’n 40 miljoen pelzen, waardoor er een overschot ontstond. „De prijzen zakten, maar mijn liefhebberij voor het fokken van nertsen was zo groot dat ik mijn investeringsplannen doorzette.”
De markt verbeterde. In het jaar waarin Warnaer zijn uitbreiding realiseerde, 1998, was er een kleine dip in de vraag. De voornaamste oorzaak was de roebelcrisis in Rusland. Ook daarna herstelde de markt. Hij vat de schommelingen rustig op. „Er komt ongetwijfeld weer een omslag. Als het aanbod daalt, zal de vraag wel weer stijgen. Er komt geen cent subsidie aan te pas. Dit is een heel vrije en gezonde markt. Momenteel is Azië erg in opkomst.”
Als Warnaer zich wel eens zorgen maakt, dan is het over „terroristische acties van de antibontlobby.” Onverlaten die ’s nachts proberen de stallen binnen te dringen om nertsen zogenaamd vrij te laten, moeten ernstig rekening houden met een stroomschok van 9000 volt. „Ontzettend jammer dat zoiets nodig is”, oordeelt de nertsenfokker. „De collegialiteit van de sector mag als voorbeeld dienen voor het hele land. We staan altijd gereed om met z’n allen te gaan vangen zodra het ergens fout gaat.”