Consument

Voel je thuis in je huis

De eerste dierentuinen hadden niet veel oog voor het welbevinden van hun bewoners. Dieren zaten er in kale kooien. En dat was te merken aan hun gedrag: ze liepen urenlang rondjes of plukten zich kaal. Ook mensen reageren op hun woonomgeving. Amerikaanse psychologen onderzochten aan welke kenmerken een woning moet voldoen, willen mensen zich er echt thuis voelen. Daarbij spelen volgens hen „natuurlijke behoeftes” een grote rol. Maar ook de eigen huizengeschiedenis.

11 January 2008 09:13Gewijzigd op 14 November 2020 05:26
Een verlaagd plafond geeft een gevoel van geborgenheid. Foto RD, Sjaak Verboom
Een verlaagd plafond geeft een gevoel van geborgenheid. Foto RD, Sjaak Verboom

Waarom voel je je in de ene ruimte totaal verloren en in de andere meteen thuis? Een boeiende vraag waarop diverse Amerikaanse onderzoekers zich afgelopen jaren hebben gestort. Een van hen is omgevingspsychologe Judith Heerwagen, die in haar artikel ”Psychological Value of Space” op de site www.wbdg.org tot de conclusie komt dat mensen zich vooral prettig voelen als hun huis aan hun natuurlijke behoeftes voldoet.Steeds weer legt ze de link met de situatie van dieren in een dierentuin. In de kale kooien van een halve eeuw geleden bleven de beesten wel in leven, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Ze liepen urenlang hetzelfde rondje of plukten zichzelf kaal van ellende. Hoe dat kwam? Hun omgeving leek totaal niet op hun natuurlijke habitat, stelt Heerwagen. In de moderne verblijven vertonen de dieren veel natuurlijker gedrag, vervolgt de Amerikaanse psychologe. Logisch, want die hebben veel meer overeenkomsten met de biotopen waar de viervoeters oorspronkelijk leefden en houden dus veel meer rekening met hun wensen.

Terugtrekken
Heerwagen trekt uit de dierenwereld een aantal lessen voor menselijke huizenbouwers en menselijke bewoners: welbevinden is iets heel anders dan overleven; houd daarom rekening met de natuurlijke behoeften van de mens en let op of het ontwerp van een woning niet alleen op het lichaam, maar ook op de zintuigen is gericht.

Als een van die behoeftes noemt ze dat mensen zich in hun huis moeten kunnen terugtrekken, zodat anderen ze niet kunnen zien of horen. Zonder die mogelijkheid zouden we ons chronisch gestrest voelen, tekent ze daarbij aan. Auditieve privacy schijnt nog belangrijker te zijn dan visuele privacy. Als mensen konden kiezen, zouden ze dan ook liever in een vrijstaand huis wonen dan in een appartement waarin regelmatig burengeluiden waar te nemen zijn en ze dus ook weten dat anderen hen kunnen horen.

Zoals dieren hun territorium afbakenen, is het volgens Heerwagen ook belangrijk voor mensen hun eigen ’geur’ aan hun omgeving te geven. Mensen doen dat bijvoorbeeld door muren in hun lievelingskleuren te schilderen of persoonlijke snuisterijen uit te stallen. Zo kan ook het zelf uitkiezen van een nieuwe badkamer of keuken het thuisgevoel verstevigen.

Contact met de natuur wordt door veel omgevingspsychologen aangedragen als een must voor het ons welbevinden in huis. Zo zullen mensen zich het fijnst voelen in een ruimte waar veel daglicht binnenvalt en die uitzicht biedt op een mooie tuin. Wie zo’n huis niet bezit kan zich ook beperken tot het neerzetten van extra kamerplanten. Want uit haar onderzoek blijkt dat zelfs het ophangen van een poster van een natuurlandschap stress kan verminderen.

Geborgenheid
Voortbordurend op dat idee ontdekte ze samen met architect en onderzoeker Grant Hildebrand de vijf belangrijke kenmerken die bepalen hoe prettig we een huis vinden. Het eerste is: ”overzicht en toevlucht”. „We worden aangetrokken door huizen die geborgenheid en veiligheid geven en tegelijkertijd een goed uitzicht bieden op de omgeving”, zegt Hildebrand in Psychologie Magazine van oktober 2007. Daarom zouden we ons het meest thuis voelen in een woonkamer met een weidse blik op de omgeving, die eveneens een knusse hoek bij de open haard of een gedeelte met een verlaagd plafond heeft, waar we ons geborgen weten.

Uit het principe van overzicht en toevlucht is ook te verklaren waarom een hoog gelegen appartement gewilder is dan eentje op de begane grond. Boven zie je meer en word je juist minder gezien.

Interessant is dat mannen vooral van overzichtselementen houden en vrouwen meer op hebben met toevluchtdetails. Jammer genoeg is er in nieuwbouwhuizen niet veel rekening met deze behoeften gehouden, stelt Hildbrand. Uit kostenoverwegingen hebben die vaak open, rechthoekige kamers met een constante plafondhoogte en monotone verlichting. „Sommige kamers en hoekjes mogen dus best wat donkerder, bijvoorbeeld de plaatsen waar we slapen, mediteren of herstellen van een ziekte”, concludeert de onderzoeker in Psychologie Magazine.

Herinneringen
Uiteraard spelen behalve deze algemene woonbehoeften ook persoonlijke zaken mee bij de aankoop en de inrichting van een woning, anders zouden we allemaal in hetzelfde onderkomen willen wonen. De herinneringen aan andere huizen, bijvoorbeeld. De nostalgische inrichting bij oma, het uitzicht uit de vakantiebungalow, of de knusse zolder waar je als kind hutten bouwde, spelen volgens een andere Amerikaanse psycholoog, Constance Forrest, bewust of onbewust een rol bij het welbevinden in een huis. Zij geeft dan ook het advies eens op te schrijven in welk soort huizen je hebt gewoond en welke ruimtes de beste herinneringen met zich mee brengen. Eenzelfde soort schemerlamp, een aquarium of een lekkere leren leunstoel kan het thuisgevoel in het nieuwe onderkomen verstevigen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer