Economie

Pijngrens van elastiek

Rijkman Groenink, Jan Bennink, Leo van Wijk: allemaal kennen ze het mobiele nummer van Jan Louis Burggraaf, advocaat bij Allen & Overy. Bij nacht en ontij staat hij voor de top van het bedrijfsleven klaar om fusies en overnames tot een goed einde te brengen. „Alleen in de kerk ben ik niet bereikbaar.” Door zijn „kwaliteit en absolute toewijding” zien vakgenoten hem al jarenlang als de beste fusieadvocaat van Nederland. Toch voelt de gevierde jurist zich met zijn hervormde achtergrond een eenling in de wereld van het grote geld. „Waar zijn mijn studiegenoten van de studentenvereniging CSFR gebleven? Ik kom ze hier niet tegen.”

Frank van de Beek
11 January 2008 08:08Gewijzigd op 14 November 2020 05:26
Bij fusies en overnames is de macht van bestuursvoorzitters beperkt, vindt advocaat Jan Louis Burggraaf. „Uiteindelijk hebben de aandeelhouders het laatste woord. En wat is hun belangrijkste doel? Een hogere prijs voor het aan deel. Cash is king.” Foto Pa
Bij fusies en overnames is de macht van bestuursvoorzitters beperkt, vindt advocaat Jan Louis Burggraaf. „Uiteindelijk hebben de aandeelhouders het laatste woord. En wat is hun belangrijkste doel? Een hogere prijs voor het aan deel. Cash is king.” Foto Pa

De dominee, zo luidt de bijnaam van advocaat Jan Louis Burggraaf. „Als ik pleit in de rechtszaal, zien collega’s in mij een predikant. Niet zo vreemd eigenlijk; mensen uit de reformatorische traditie kunnen meestal uitstekend een redevoering houden. Zij hebben zondag aan zondag bepaalde voordrachtstechnieken met de paplepel ingegoten gekregen.”De 43-jarige fusieadvocaat stelt zichzelf ook wel eens de vraag of hij goed zou kunnen preken. Als dooplid van de Gereformeerde Gemeenten worstelde hij met zijn studiekeuze: rechten of theologie. „Die laatste opleiding wilde ik niet volgen om godsdienstleraar te worden. Daar hoorde wel degelijk de gang naar de kansel bij.”

Ervoer u op dat moment een roeping?
„Ja, wat is er nu mooier dan de evangelieverkondiging? Calvijn zegt dat op zo’n moment het bloed van de verzoening druppelt in de gemeente.”

Toch liep uw weg anders.
„Er kwamen allerlei existentiële vragen op me af: Heb ik me niet vergist? Praat ik me niets aan? Daar werd ik zo onrustig van. Toen besefte ik dat je levensroeping niet altijd via de kansel hoeft te lopen. Ik vind niet dat ik uiteindelijk een verkeerde keuze heb gemaakt. De roeping ervaar ik niet meer.”

Zijn keuze voor de rechtenstudie brengt hem uiteindelijk in de advocatuur. Burggraaf maakt snel naam. Sinds 2002 staat hij aan het hoofd van de praktijkgroep ondernemingsrecht van het gerenommeerde advocatenkantoor Allen & Overy. Met zijn christelijke achtergrond is Burggraaf in deze omgeving een vreemde eend in de bijt. In het Amsterdamse Apollohouse hangt in het algemeen een vrij liberale sfeer. „Ik voel me niet beter, maar wel anders.” Zo wijt Burggraaf zijn zeer serieuze instelling voor een deel aan zijn afkomst. „Het leven is nu eenmaal niet grappig en de grens tussen grappigheid en onbehoorlijkheid is erg vloeibaar.”

Burggraaf kijkt terug op een topjaar. Overnames en fusies waren in 2007 aan de orde van de dag. En zonder advocaat geen grote overname, daarvan is Burggraaf overtuigd. Numico, Sonepar, ABN AMRO, KPN, Randstad: bij allemaal zat hij aan tafel. Hij geldt als een autoriteit op zijn vakgebied, weet waar de voetangels en klemmen liggen, doorziet complexe processen. Collega’s wezen hem recent aan als beste fusie- en overnameadvocaat, voor de vierde keer op rij. En passant nam HP/De Tijd hem op in de lijst van invloedrijkste Nederlanders.

Bij de vraag of de gevierde advocaat last heeft van hoogmoed, valt het gesprek even stil. „Ik vrees voor hoogmoed”, formuleert hij voorzichtig. „Maar nog banger ben ik voor néderige hoogmoed. Die eigenschap komt bij kerkmensen vaker voor. Ik zeg regelmatig: „Die meent te staan, ziet toe dat hij niet valle.” Dat probeer ik echt te menen, maar tegelijkertijd vraag ik me af of ik me met die uitspraak niet bedrieg. Die vraag gaat nog dieper, alsof je twijfelt aan jezelf.”

Stilte.

„Ik hoop van harte dat ik het niet ben. Hoogmoed is een gevaarlijke eigenschap, zij brengt je aan de rand van realiteitszin. Niemand is onaantastbaar.”

Wie of wat houdt u met beide benen op de grond?
„De gebrokenheid in mijn eigen leven, in mijn omgeving en in de wereld. We kunnen nog zo hard werken en nog zulke mooie dingen doen, maar uiteindelijk is het de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. God zal aan mij niet vragen of ik 200 deals heb begeleid of 220. Het gaat erom of ik Hem heb liefgehad. Dat is de wezensvraag van ons leven.”

Kunt u die vraag beantwoorden?
„Ik mag mij, mijns ondanks, door Hem geliefd weten. Het leven vanuit die wetenschap staat wel onder spanning door de dynamische wereld waarin ik werk. Er zijn zo veel tegenkrachten. Ik bid om weerstand te kunnen blijven bieden. Het is een wonder dat ik het geloof mag behouden. Dat noem ik genade. Daar houd ik mij aan vast, in voor- en tegenspoed. Als ik een zaak verlies bij de ondernemingskamer en er kritische vragen worden gesteld, kan ik relativeren. Het belangrijkste in mijn leven spoelt dan niet weg.”

Als een lijfwacht week Burggraaf niet van de zijde van ABN AMRO’s concerntop ten tijde van de strijd om de grootste Nederlandse bank. Zeven maanden lang sprak hij dagelijks met voorzitter Rijkman Groenink en de rest van het bestuur. Dikwijls vergaderingen, vaker telefonisch overleg, ook tijdens vakanties. „Een beursnotering dwingt concerns direct te reageren bij belangrijke ontwikkelingen. Een topman belt nooit zomaar, hij stelt altijd een serieuze vraag. Terwijl ik soms heel snel een antwoord kan geven. Die service moet je dat soort mensen geven. Letterlijk bij nacht en ontij.”

Met Groenink ging Burggraaf „over bergen en door dalen.” Van een nederlaag bij de ondernemingskamer tot een overwinning bij de Hoge Raad. En vooral: een publieke opinie die zich tegen de topman keerde. ABN AMRO zou een makkelijke overnameprooi zijn door het zwalkende beleid van Groenink. „Op dat moment houden topmensen opmerkelijk weinig vrienden over. De kroon is eerder van het hoofd dan erop, zei mijn moeder altijd. Ze heeft gelijk. Ik vind overigens dat de raden van bestuur en commissarissen van ABN AMRO in 2007 heel goed werk hebben gedaan.”

U vindt de kritiek op de leiding van ABN AMRO niet terecht?
„Pers en publiek typeren de bestuursvoorzitter als de grote baas. Dat is slechts ten dele waar. Bij een openbaar bod op een vennootschap heeft het bestuur een belangrijke, maar geen beslissende rol. Uiteindelijk hebben de aandeelhouders het laatste woord. En wat is hun belangrijkste doel? Een hogere prijs voor het aandeel. Cash is king.”

Door het recente fusie- en overnamegeweld vrezen velen een uitverkoop van de BV Nederland. Deelt u die mening?
„Het ministerie van Financiën spreekt van wederkerigheid. Oftewel, wij nemen ook over. Voor een deel klopt dat. Er is echter een verschil. Door de mondialisering en de kleine thuismarkt zijn Nederlandse bedrijven meer dan vroeger een overnameprooi en verdwijnen ondernemingen die van strategische betekenis zijn voor ons land. Tegelijkertijd zijn we de gekke Henkie van Europa door alle beschermingsconstructies tegen vijandelijke overnames af te breken en aandeelhoudersvriendelijke regelgeving in te voeren. Dat zorgt voor een explosieve mix.”

Is door de code-Tabaksblat de macht van aandeelhouders te ver doorgeschoten?
„We hebben goed nagedacht over gebruik, maar zijn niet voorbereid op misbruik. Ik verwacht daarom een aanpak tegen misbruik en een opleving van de discussie over constructies die moeten beschermen tegen vijandige overnames.”

Welke oplossingen ziet u nog meer om hedgefondsen buiten de deur te houden?
„Een goede bedrijfsstrategie zorgt voor een hoge koers, dat is het begin. Daarnaast ben ik voorstander van het belonen van langetermijnaandeelhouders, hetzij in de stemverhoudingen, hetzij met loyaliteitsdividend. Verder vergroot een verplichte melding van aandelenbelangen de transparantie. Ten slotte zou ik de aandacht voor de andere stakeholders verankeren in het vennootschapsrecht.”

Blijft Nederland een belangrijke speler op het internationale toneel?
„Nee, niet als we zo doorgaan. Je ziet het aan de AEX, die loopt langzaam leeg. We hoeven daardoor overigens niet per se armer te worden, kijk naar België. Maar als een hoofdkantoor verdwijnt, heeft dit gevolgen voor de hele infrastructuur rondom zo’n bedrijf.”

Buitenstaanders zien de fusie- en overnamepraktijk vooral als de wereld van het grote geld, waar de miljarden over tafel vliegen. Zelf strooit Burggraaf liever met militaire termen als hij zijn werk beschrijft. Op 21-jarige leeftijd liep hij enige tijd rond bij de mariniers. De passie voor special forces bleef. „Mijn oude liefde.” Samen met zijn twee zonen verzamelt hij tegenwoordig bijzondere attributen die bijvoorbeeld dienst hebben gedaan bij de treinkaping van Wijster of tijdens een Afghanistanmissie. Voor een zeldzaam embleem mogen ze hem ’s nachts wakker maken. „Een fusie- of overnameproces moet ik leiden met militaire precisie: de materie is complex, het aantal spelers veel. Bovendien vraagt ons werk zeer hoge kwaliteit en absolute toewijding, vergelijkbaar met de eisen die gelden voor specifieke onderdelen van het leger.”

Zelf doet Burggraaf -zijn uurtarief bedraagt een slordige 500 euro- er dikwijls nog een schepje bovenop om zo als officier voor zijn troepen het goede voorbeeld te geven. „Ik ben veeleisend. Onze mensen leren het uiterste van zichzelf te vergen en een extra mijl te gaan. Dat is een buitengewoon nuttige eigenschap. Wie zijn eigen pijngrens verlegt, lijdt minder snel aan zelfmedelijden. Dat is heel handig in dit vak.”

Concreet betekent dat werkweken van zeventig uur, met dikwijl forse uitschieters naar boven. Onder het motto ”onder druk wordt alles vloeibaar” werken betrokkenen letterlijk dag en nacht als het overnameproces de beslissende fase ingaat; als de brij aan cijfers, adviezen en wetten uitmondt in een handvol onderwerpen waarover overeenstemming moet worden bereikt, met de prijs als sluitstuk. „Gelukkig kan ik makkelijk slapen, als het moet met mijn hoofd op de boekenplank.” Angst voor een burn-out kent hij niet.

Bent u wel eens met uw kinderen naar zwemles geweest?
„Jazeker. Sterker nog, beide keren was ik tijdens het afzwemmen present en zwom ik zelfs mee. Ook tijdens kerstuitvoeringen op school probeer ik er te zijn. Laatst heb ik in de schoolbanken gezeten tijdens een oudermorgen. Ouderwets sommen maken. Op zo’n moment komt mijn competitieve aard boven, ik wil winnen van andere vaders en moeders.”

Maar u zult offers moeten brengen op sociaal gebied.
„Ik zou meer thuis moeten zijn, wellicht. Vooral de onvoorspelbaarheid maakt het zwaar. Spreek ik af op een verjaardag te komen en dan gooit een telefoontje weer roet in het eten. Tegelijkertijd is zoiets een test om te zien hoeveel ik voor een klant overheb. Ik vind het een gezonde spagaat. Collega’s leggen een verband tussen mijn christelijke afkomst en mijn inzet, mijn woekeren met de talenten.”

Overdrijven christenen niet op dat punt?
„Misschien is die link tussen calvinisme en hard werken er wel helemaal niet, inderdaad. De Bijbel spreekt natuurlijk over meer dan alleen met verantwoordelijkheidsbesef je werk doen.”

Incidenteel verzuimt u een kerkdienst ten gunste van de klant. Hoe rijmt u dat met het vierde gebod?
„De rust van gesloten effectenbeurzen maakt van het weekend een ideaal moment om juist dan een fusie te beklinken. Tijdens die hectische eindfase kan ik mijn cliënten niet in de steek laten. Moet ik zeggen: „Jullie hebben zes maanden op mij vertrouwd, zoek het nu zelf maar even uit?” Ik laat cliënten nooit in de steek. Dat is ook christelijk. Ik probeer altijd iets te regelen, kantoorgenoten vervangen mij. In een enkel geval lukt het echter niet. In die zin was 2007 een slecht jaar. Het is een worsteling waar ik niet uitkom. Ik zeg niet dat ik het goed heb gedaan, maar ook niet dat ik fout zit.”

De naaste liefhebben prima, maar God moeten we toch liefhebben boven alles?
„Zeker, maar het is de vraag of ik aan beide geboden meer invulling had gegeven als ik naar de kerk was gegaan. Dat is de kernvraag.”

Bent u erop aangesproken?
„Regelmatig hoor ik de terechte vraag: „Hoe zit dat in je leven?” Ik zeg ook eerlijk dat ik er niet uitkom. Dat is geen gemakkelijk excuus, want je praat bij een preek wel over het bloed der verzoening. Als ik al moet, ga ik op zondag met lood in de schoenen naar kantoor. Tijdens de vergaderingen kijk ik alsnog of ik ertussenuit kan voor een bezoek aan de Noorderkerk om zo geen dienst te missen.”

Ervaart u vanuit de kerk voldoende begrip voor uw dilemma’s?
„Nee, en ik kan het mensen niet euvel duiden. Ze hebben geen idee hoe deze wereld in elkaar zit. Een schilder legt zijn kwast neer en stopt. Hier kun je de stekker er niet zomaar uittrekken, zo’n proces start je niet even opnieuw op. Natuurlijk kan ik niet zeggen dat ik een dienst van barmhartigheid of noodzakelijkheid doe, maar ik werk wel in een volcontinu bedrijf.”

En daarom mijden christenen in veel gevallen deze posities.
„Dat klopt. Ik mis mijn studiegenoten van de studentenvereniging CSFR. Waar zijn ze? Ik zou er veel plezier aan beleven als ik ze terug zou zien als lid van een raad van bestuur, als bankier of advocaat.”

Kruipen christenen te veel in de eigen veilige zuil?
„Velen kiezen een werkgever die ze kennen vanuit de kerkelijke kring om zo maar niet te worden blootgesteld aan de boze buitenwereld. Ik zie bevindelijk Nederland wegdrijven van de samenleving, als een ijsschots van Antarctica. Door aan te klampen, kun je beter een zoutend zout zijn. In dat opzicht hebben christenen niet voldoende aan blokvorming gedaan, wij zijn ontzettend gefragmenteerd. Als christenen in Nederland zich mobiliseren, zijn ze veel sterker dan bijvoorbeeld een beweging als Women on Waves die voortdurend van zich laat horen.”

Zoals een advocaat betaamt, formuleert Burggraaf bedachtzaam. Professionaliteit houdt zijn extravertheid in toom. „Ik kan bijvoorbeeld slecht tegen mijn verlies. Bij een verloren zaak kan ik echter niet het hoofd in de schoot leggen. Als ik dat doe als aanvoerder van een team, dan volgen de troepen mijn voorbeeld. In tijden van teleurstelling dien ik de stabiele factor te zijn en te blijven.”

Om stoom af te blazen loopt hij wel eens een blokje om. Of struint hij een uurtje rond in een Amsterdamse boekhandel. „Dat is voor mij een enorme ontspanning. Op zo’n moment gaat zelfs de telefoon even uit.”

U bent actief lid van het CDA. Mag Balkenende een beroep op u doen?
„De maatschappijvisie van het huidige CDA spreekt mij aan. Ik voel me verwant aan ideologen als Balkenende, Donner en Klink. Ik heb echter een verantwoordelijkheid bij Allen & Overy. Kunnen ze zonder mij? Ongetwijfeld. Als de politiek een appel op mij doet, mag ik dat niet te makkelijk naast me neerleggen.”

Welke ministerspost zou bij u passen?
„Zeg het maar. Ministeries als Justitie en Economische Zaken zijn eerder genoemd en liggen inderdaad dicht tegen mijn vakgebied aan.” Met een glimlach: „Maar vergeet mijn oude liefde niet, Defensie.”

Levensloop
Jan Louis Burggraaf (13 januari 1964) groeit op in Rotterdam. Aan de Universiteit van Utrecht volgt hij de studies privaatrecht en internationaal recht. Hij studeert cum laude af. Vervolgens bezoekt hij universiteiten in Engeland, Schotland en de Verenigde Staten.

In 1991 treedt hij in dienst als advocaat bij Caron & Stevens/Baker & McKenzie. Hij klimt snel op binnen de advocatuur. Op dit moment is hij lid van de maatschap Allen & Overy en tegelijkertijd hoofd van de praktijkgroep ondernemingsrecht in Amsterdam.

Tot vier keer toe wordt Burggraaf -getrouwd en vader van twee kinderen- uitgeroepen tot beste fusie- en overnameadvocaat van Nederland. Hij is actief binnen het CDA en de International Bible Society en lid van de raad van toezicht van Plan Nederland. Verder verzorgt Burggraaf een aantal gastdocentschappen. Hij is lid van de hervormde gemeente (binnen de PKN) van Baarn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer