Te hard gaan heeft een prijs
In het verkeer op de weg telt elke seconde. Een moment van verstrooiing kan dan fataal zijn. Dezelfde onoplettendheid waarmee iemand een glas cola uit z’n handen laat vallen, kan in de auto dodelijke gevolgen hebben.
Dat de kleinste momenten in het wegverkeer van betekenis zijn, heeft natuurlijk te maken met snelheid. Hoe harder je rijdt, hoe kleiner de reactietijd. Bij die grotere snelheid loop je dus grotere risico’s. Daar staat tegenover dat je eerder op de plaats van bestemming bent.Deze prachtige open deuren verhullen dat er met het fenomeen snelheid iets bijzonders aan de hand is. Je kunt zo in de ban van snelheid raken dat ze zich tegen je keert. Dan denk je dat je hard vooruitgaat, maar in feite ga je achteruit. Dan denk je dat je je doel bereikt, maar intussen sla je de plank volledig mis.
Volgens de Vlaamse filosoof Erik Oger (1943) gebeurt dat in de westerse cultuur op grote schaal. In zijn boek ”Nachtoog. Schuine wegen van de filosofie” laat hij zien wat snelheid met mensen doet.
In onze samenleving is de blik gericht op slechts één doel: zo snel mogelijk zo veel mogelijk tijd besparen. Wie tijd bespaart is efficiënt en heeft de zaak onder controle. Deze snelheid zien we op de wegen, op het spoor en in de lucht. We zien haar ook in de manier waarop we onze agenda’s vullen, in het werk in ziekenhuizen, op scholen, in het leger.
En we zien haar in het persoonlijk leven. We streven vaak krampachtig naar een in de toekomst gelegen geluk, maar de druk die dat oplevert, maakt ons juist ongelukkig.
Opmerkelijk is dat het streven naar tijdsbesparing stamt uit de piëtistisch-puriteinse traditie. Onder piëtisten en puriteinen leefde de gedachte dat tijd een kostbaar genadegoed is dat niet vermorst mag worden. Hun oefeningen van meditatie, Schriftlezing en gebed waren zorgvuldig gepland.
Diezelfde geest, maar dan in geseculariseerd vorm, is in de plancultuur van tegenwoordig terug te vinden: elk kwartier moet efficiënt worden besteed.
De auto speelt in dit streven naar snelheid en tijdsbesparing een grote rol. In een tijd van voortdurend haasten en vliegen is de auto een onmisbaar voertuig. Volgens Oger kun je zelfs stellen dat voor velen de auto de rol van religie heeft overgenomen. „Automobiliteit heeft hoe dan ook een goddelijke oorsprong”, zegt hij in een interview met Filosofie Magazine. „Filosofen en theologen van alle tijden hebben aan datgene wat uit zichzelf beweegt volmaakte eigenschappen toegeschreven.”
Volmaakt? Hoe machtig deze goden zijn blijkt dagelijks in de kilometerslange files die Nederland teisteren. Hoezo efficiënt? Hier geldt dat het systeem zichzelf hindert. We leggen voortdurend nieuwe wegen aan om zo snel als mogelijk vooruit te kunnen komen. Op zich lijken we daarmee tijd te winnen.
Maar we vergeten alle tijd die we nodig hebben om die wegen aan te leggen.
De totale som zou wel eens negatief kunnen zijn, waardoor we, om het hele systeem op gang te houden, alleen maar tijd verliezen.
En toen er in de oudejaarsnacht een dikke mistdeken over Oost-Nederland hing, bleek dat veel auto’s nog niet eens stapvoets vooruitkwamen. Het gaat trouwens niet aan om alleen de auto de zwartepiet toe te spelen. Want wie op nieuwjaarsdag het jaar met een fietstocht wil beginnen, loopt door het vele glas op straat kans een lekke band te krijgen. Mobiliteit heeft nu eenmaal een prijs.
Welk voertuig je ook neemt om in het leven vooruit te komen, uiteindelijk gaat het erom je snelheid in de gaten te houden. En vooral genoeg tijd te nemen om langer dan een moment stil te staan. Want wie dat vergeet, gaat per saldo achteruit in plaats van vooruit.
Paradoxaal genoeg zal zo’n stiltemoment vandaag de dag gepland moeten worden, anders schiet het er zeker bij in.
Jan-Kees Karels
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.