„Dit kun je nog geen genocide noemen”
NAIROBI - Samen met zo’n twintig andere Nederlanders werd woensdag ook het zendingsechtpaar Jurjen en Tineke de Groot met hun twee kinderen uit het Keniaanse stadje Eldoret geëvacueerd. Zij lieten zo’n honderd vluchtelingen bij hun huis achter.
„Dat was voor mij het ergste moment van de afgelopen week”, zegt mevrouw De Groot terwijl ze in de heerlijke tuin van een gastenverblijf in de hoofdstad Nairobi uitrust. „Toen het vliegtuig opsteeg vanaf de startbaan van het kleine vliegveld in Eldoret, had ik echt het gevoel dat ik, de blanke zendeling, met man en kinderen uit de angst en de ellende gehaald werd. Onze zwarte vrienden en kennissen lieten we daar achter.” Het gezin De Groot wil daarom zo snel mogelijk terugkeren naar Eldoret, enkele honderden kilometers ten westen van Nairobi, vlak bij de grens met Uganda.Sinds twee jaar werkt De Groot in Eldoret als kerkelijk toeruster bij de Reformed Church of East Africa. Het gezin is uitgezonden namens de protestantse zendingsorganisatie GZB.
Direct nadat afgelopen zondag officieel bekend was gemaakt dat Kibaki de presidentsverkiezingen had gewonnen, braken in Kenia op grote schaal bloedige rellen uit. Kibaki behoort tot de Kikuyustam, de meest invloedrijke stam van Kenia. De volkswoede richtte zich dan ook voornamelijk tegen leden van de Kikuyustam.
„Bij ons begon de onrust zelfs al een dag voor de officiële bekendmaking van de uitslag”, zegt mevrouw De Groot. „Die uitslag liet namelijk erg lang op zich wachten. Daardoor vermoedden mensen dat er gefraudeerd werd. Een vrachtauto van de melkfabriek werd in brand gestoken. De brandstichters beweerden dat er valse stembiljetten mee werden vervoerd. Een beschuldiging die overigens nog niet bewezen is.”
In de nacht van zaterdag op zondag werd er op veel plaatsen bij hen in de buurt geschoten. Dat waren gewone mensen die hun geweren leegschoten op andere Keniaanse burgers. De meerderheid van de inwoners in Eldoret behoort tot de Luostam en de Kalenjinstam. Samen vielen zij Kikuyu aan.
Toen zondag de uitslag bekend werd gemaakt, breidden de gevechten en plunderingen zich uit. De eerste vluchtelingen meldden zich aan bij het kerkelijke conferentiecentrum achter het huis van de familie De Groot. Dat waren vrouwen en kinderen van de Luostam. Mevrouw De Groot: „We wisten inmiddels dat juist leden van die stam in sloppenwijken van deur tot deur gingen. De inwoners werden gedwongen om een identiteitskaart te laten zien. Stond daar een Kikuyunaam op, dan werd de persoon vermoord. Ik vroeg me dus af of we nu vrouwen en kinderen van moordenaars als vluchteling gingen verzorgen. De kerkleiding besloot echter dat iedere vluchteling die bij de kerk aanklopte, hulp zou krijgen.”
Wat er zich allemaal afspeelde buiten hun ommuurde huis en het daaraan vast gelegen terrein van de kerk, was voor de familie De Groot moeilijk vast te stellen. Op aanraden van de Nederlandse ambassade kwamen zij hun huis en tuin niet uit. Totdat afgelopen dinsdag De Groot werd gevraagd om mee te rijden met een auto van het Rode Kruis.
Ze waren door een voorganger uit het dorpje Burnt Forrest gebeld dat daar een echte noodsituatie heerste. In het stadje Eldoret was het rustig op weg. Buiten het stadje reed De Groot langs duizenden vluchtelingen: Kikuyu die met een beetje huisraad en voedsel op hun hoofden in drommen naar het veiliger Eldoret vluchtten.
Na enkele kilometers rijden zag De Groot dat de vluchtelingenstroom opeens stopte. „We reden een gebied binnen waar mensen wegversperringen hadden aangelegd. De situatie was daar zeer grimmig. De wegversperringen waren bedoeld om te voorkomen dat Kikuyu uit dat gebied zouden ’ontsnappen’. Er stonden groepjes zeer autoritaire mannen met lange messen. Ze wilden alle Kikuyu vermoorden. „Ik ben zelfs langs een wegversperring gereden waar als afschrikking nog enkele lichamen van Kikuyu lagen. Ik heb geprobeerd zo min mogelijk naar die lichamen te kijken. Ze lagen daar al enkele dagen. Honden aten ervan en ze stonken vreselijk.”
Toen De Groot na deze tocht weer terug kwam bij zijn huis in Eldoret was daar net het nieuws bekend geworden dat verderop een kerk vol met vrouwen en kinderen van de Kikuyustam in brand was gestoken. Dertig tot vijftig mensen verbrandden levend. Velen raakten gewond. De Groot: „Toen ik hoorde van die kerkbrand, heb ik besloten om daar niet te gaan helpen. Ik had die ochtend al genoeg gezien.”
Juist die brand in een kerk vol mensen alarmeerde de internationale gemeenschap. Dat leek te veel op de genocide die in 1994 in het Centraal-Afrikaanse land Rwanda plaatsvond. Toen hadden wereldleiders gezegd: „Dit mag nooit meer gebeuren.” In Amerika en Europa vroegen politici zich af of we nu weer aan de vooravond stonden van een onverwachte genocide.
Zover wil het echtpaar De Grootniet gaan. „Er zijn wel veel mensen vermoord, maar de moorden dienen nog steeds een politiek doel”, zegt De Groot. „Bij alle wegblokkades waar ik op dinsdagochtend langsreed, zeiden boze mannen tegen ons dat ze onmiddellijk met hun moordpartijen zouden stoppen als president Kibaki toegeeft dat er met de stemmen is geknoeid. De mensen zien de moordpartijen en plunderingen dan ook veel meer als waarschuwing aan het Kikuyu-establishment dat de andere stammen in Kenia het niet meer pikken dat zij door de Kikuyustam worden overheerst.”
„Daarom kun je dit volgens mij nog geen genocide noemen. Maar ik wil er direct op wijzen dat de leiders van dit land een grote verantwoordelijkheid hebben. Als zij de volkswoede verkeerd gaan gebruiken, dan bestaat er wel een kans dat het huidige politieke geweld omslaat in blinde haat. Ik denk dat de komende weken zeer bepalend zullen zijn voor de toekomst van Kenia.”
In overleg met de GZB is besloten dat het echtpaar De Groot voorlopig nog in Kenia blijft. In Nairobi is het nog veilig genoeg. Bovendien leert de ervaring met zendingsechtparen in andere onrustige landen dat het vaak het beste is om angstige gebeurtenissen in het land zelf te verwerken en niet direct terug te keren naar Nederland.