Met twee maten meten
Ruben Demircioglu heeft een dubbele nationaliteit: hij heeft een Zwitsers en een Turks paspoort. Twee jaar geleden besloot Demircioglu terug te keren naar het zuidoosten van Turkije, de regio die hij met zijn gezin een aantal jaren geleden voor Zwitserland verruilde. Toen de Demircioglu’s zich in Zwitserland vestigden, besloten ze hun oude Aramese achternaam weer te gaan dragen: Hadodo. Dat gaf geen enkel probleem.
Toen de Hadodo’s naar de Tur Abdin, het zuidoosten van Turkije, terugkeerden werd hun Aramese achternaam niet geaccepteerd door de Turkse autoriteiten. Ze heetten Demircioglu en daarmee uit.Ruben stapte in juni naar de rechter om zijn zaak voor te leggen. Eind september deed de rechter uitspraak: Ruben mocht zijn achternaam niet veranderen. Hij heet Demircioglu. De rechter baseerde zijn uitspraak op artikel 3 van de Turkse grondwet, waar staat dat achternamen van een vreemd volk en vreemde landen en achternamen die niet goed zijn voor de publieke moraal of die stuitend of grappig zijn, niet gebruikt mogen worden. Hadodo mag niet, want de naam verwijst naar een vreemd volk.
Opvallend is dat Turkije islamitische achternamen van Arabische of Iraanse oorsprong wel accepteert. Ruben heeft dan ook geen vrede met de uitspraak en overweegt in hoger beroep te gaan.
Wie dit verhaal hoort, kan tot geen andere conclusie komen dan dat Turkije met twee maten meet. Islamieten hebben duidelijk meer vrijheid dan christenen. Ruben is namelijk Syrisch-orthodox. Het Aramees is de taal die de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in haar erediensten gebruikt. De gemeenschap is er trots op deze taal nog te spreken, omdat het de taal zou zijn waarvan Christus Zich op aarde heeft bediend.
Christen zijn in Turkije valt nog altijd niet mee. Het Britse weeklad The Economist maakte aan het eind van 2007 de balans op voor de christenen in Turkije - en die zag er bepaald niet al te best uit. Zo is het deze maand een jaar geleden dat Hrant Dink, een etnische Armeniër, in Istanbul werd vermoord omdat hij, volgens de teenager die hem vermoordde, als hoofdredacteur „het Turk-zijn had beledigd.” Saillant detail: de politie in Istanbul was getipt over de aanslag, maar had geen preventieve maatregelen genomen. Waarom eigenlijk niet?
Een paar maanden later, in april, werden drie evangelisten, twee Turkse en een Duitse, in Malatya vermoord. Hun moordenaars hadden hen vastgebonden, gemarteld en de keel doorgesneden. Vorige maand werd in Izmir een Italiaanse rooms-katholieke priester neergestoken.
Volgens sommige commentatoren komt het geweld tegen de christenen in Turkije voort uit een combinatie van extreem nationalisme en militant islamisme. Andere commentatoren houden het erop dat „bepaalde elementen” in de Turkse samenleving, zoals legerofficieren en veiligheidsagenten, belang hebben bij een vijand, om hun greep op de macht te rechtvaardigen.
In ieder geval is duidelijk dat de regering er niet in slaagt de christelijke burgers te beschermen. Daarbij komt nog dat de christenen gediscrimineerd worden door allerlei regels en wetten, waarover Ruben Hadodo, pardon: Ruben Demircioglu, kan meepraten. Een ander voorbeeld: de Grieks-Orthodoxe Kerk kan sinds de sluiting van het Halkiseminarie op het eiland Heybeli geen geestelijken opleiden. Premier Erdogan weigert het seminarie te heropenen.
De meeste christenen in Turkije houden de „bepaalde elementen” in de samenleving er verantwoordelijk voor dat ze nog altijd gediscrimineerd worden. The Economist vraagt zich af of die constatering wel correct is en stelt de vraag of de regerende partij AK van premier Erdogan mogelijk in godsdienstvrijheid voor moslims gelooft, maar niet voor christenen. Graag een eerlijk antwoord.
Reageren aan scribent?
buza@refdag.nl.