„Amerikanen religieuzer dan Europeanen”
De aanslagen op het World Trade Center dreunen nog altijd na in de New Yorkse kerken. Hebben ze geleid tot een grotere openheid voor godsdienst? Dr. James Nuechterlein, een van de hoofdredacteuren van ”First Things”, het orgaan van The Institute on Religion and Public Life, beantwoordt die vraag bevestigend. „Het geloof van velen heeft zich verdiept. De bereidheid om in het openbaar over religie te spreken neemt toe.”
Nuechterlein is positief over de plaats van religie in het publieke domein van de Amerikaanse samenleving. „Ik weet ook wel dat het aantal kerkgangers na 11 september vorig jaar na een paar weken weer is teruggevallen. Maar anderzijds: het geloof van velen heeft zich verdiept en degenen die het waren kwijtgeraakt, kregen het weer terug. Bij alle tragedies zien we dat mensen zich afvragen: Waarom is dit gebeurd? Ze proberen er een zin in te zien. In de Verenigde Staten hebben de aanslagen geleid tot een herleving van religie.”
Er is een grotere openheid gekomen voor religieuze uitingen in het publieke debat, constateert Nuechterlein. „Die is niet uit de lucht komen vallen, maar was al aanwezig tijdens de presidentsverkiezingen. De kandidaten waren niet bang zich over hun godsdienstige verbondenheid uit te spreken. Vooral president Bush is een gelovig christen. Hij schaamt zich niet voor zijn geloofsovertuiging.”
Veel Amerikanen accepteren dat ook, vervolgt Nuechterlein. „De Verenigde Staten kennen aan de ene kant een sterke secularisatie, maar de laatste tijd zien we bij verschillende publieke festiviteiten ook een duidelijk godsdienstige component. Liederen als ”Amazing Grace” of ”Ave Maria” zijn op openbare bijeenkomsten te horen, zelfs bij honkbalwedstrijden. Ook de uitspraak ”God bless America” wordt nu veel meer gebezigd. Er is sprake van een vernieuwing en intensivering van deze oude leus. Daar zit natuurlijk iets patriottisch aan, maar de religieuze component is zonder meer sterker geworden.”
Nuechterlein erkent dat de naam van Christus in al die uitdrukkingen niet voorkomt. „Ze spreken in algemene termen over God, dat is waar. Maar de naam van God wordt toch genoemd. Op Thanksgiving Day leest de president een proclamatie voor en bidt hij om zegen voor Amerika. Een erg lange traditie, die we niet zomaar mogen wegschrijven. Op deze manier wordt God wel openlijk aangeroepen. Denk je eens in dat de Duitse bondskanselier Schröder zo zou spreken. Maar in Amerika accepteren de mensen het.”
Amerikanen zijn religieuzer dan Europeanen, daarvan is Nuechterlein overtuigd. „De meeste burgers zijn christelijk. Ze durven in het openbaar over religie en God te spreken. Die tendens is vooral bij Reagan begonnen. Hij begon ermee regelmatig de naam van God te noemen in zijn toespraken. Hij pakte iets op dat bijna verloren was gegaan.”
Nuechterlein beseft dat Amerikaanse rechters een ander geluid laten horen. „Maar zelfs op juridisch terrein zien we de laatste jaren dat er meer ruimte komt voor godsdienst. We hebben een hele reeks vervelende gebeurtenissen achter de rug waarin het hooggerechtshof de christelijke godsdienst beperkingen oplegde in het publieke leven. De laatste jaren zien we echter meer en meer een aanpassing aan de godsdienstige wensen van de Amerikanen.”
Ook in het Congres is, dankzij het regeringsprogramma met duidelijke verwijzingen naar het geloof, een wending waar te nemen, aldus Nuechterlein. Een ommekeer ziet hij verder op het terrein van het maatschappelijk werk. „Sociale organisaties met een christelijke achtergrond werden eerder geweerd omdat ze godsdienstig waren; nu wordt ook hun werk gesubsidieerd. De secularisatietendens was sterk in Amerika; leek veel op die van Europa. En die trend is weliswaar niet helemaal omgebogen, maar er is wel een veel grotere openheid voor religie ontstaan.”
Nuechterlein betreurt de recente uitspraak van een federaal gerechtshof in San Francisco waarin de eed van trouw die de meeste schoolkinderen aan het begin van de dag afleggen, als „ongrondwettig” wordt verklaard. De woorden „één land, onder God” zouden in strijd zijn met de scheiding tussen kerk en staat. Deze uitspraak zal echter worden herroepen, stelt Nuechterlein. „Zo niet door een federaal gerechtshof, dan zeker door het hooggerechtshof. Al was het alleen maar om geen opschudding te verwekken. Ook senatoren gebruiken de uitdrukking vaak. Volgens opiniepeilingen is er zelfs veel steun voor.”
Nuechterlein is er zelfs van overtuigd dat ook de afschaffing van het gebed op de openbare scholen, een ’verworvenheid’ van de seculiere beweging uit de jaren zestig, vroeg of laat wordt herroepen. „Dat zal een revolutionaire verandering zijn, maar gelet op de toenemende openheid voor deze uitdrukkingen, is het een kwestie van tijd.”
De First Things-hoofdredacteur wil nadrukkelijk onderscheid blijven maken tussen enerzijds de scheiding van kerk en staat, en anderzijds die van religie en het openbare leven. „De eerste betekent simpel dat de regering niet één specifieke kerk steunt. Er is in Amerika geen bevoorrechte kerk, evenmin een staatskerk. In de puriteinse begintijd waren er in verschillende staten wel zulke kerken, maar die zijn van lieverlee verdwenen.”
De meeste Amerikanen geloven wel in de scheiding van kerk en staat, maar niet in het doen verdwijnen van de religie uit het openbare leven, en ook niet in de uitholling van de moraliteit in de publieke sfeer. Nuechterlein: „Een overweldigende meerderheid is ervan overtuigd dat moraliteit wortelt in religie. Dat is de uitkomst van de ene peiling na de andere. Het verklaart ook de grote weerstand tegen abortus, pornografie en homoseksualiteit onder conservatieve christenen.”
Maar is het beeld dat Nuechterlein schetst niet te optimistisch? Hoe komt het bijvoorbeeld dat er ook georganiseerde groepen atheïsten zijn, die een mars naar Washington zullen organiseren? „Atheïsten vormen een erg kleine minderheid in Amerika en zijn vooral een elitaire groep. Ze zijn er wel, maar niet dominant. Maar al zouden ze prominent aanwezig zijn, ik kan me van geen nationale politicus of president voorstellen dat hij zegt: Ik ben atheïst, of zelfs agnost. Ze zullen dat privé zeggen, maar zeker niet openlijk. Dat gaat in tegen het denken van de meerderheid van de Amerikanen. De Verenigde Staten vormen niet een seculiere maar een godsdienstige samenleving.”
Dit is het derde artikel in een serie van vier over kerken in New York na de aanslagen van 11 september 2001.