Optimisme
Nederlanders moeten eens ophouden met somberen. Directeur Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau verwijt Nederlanders dat ze selectief luisteren. Er gaat zo veel goed in Nederland, maar niemand wil het horen, vindt Schnabel. Vrijwel tegelijkertijd slaat Rinnooy Kan, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, op hetzelfde aambeeld: „Optimisme is de morele plicht van mensen op verantwoordelijke posities.”
Is het niet opvallend dat twee prominente Nederlanders, vlak voor de jaarwisseling, proberen het volk moed in te spreken? Negatief uitgelegd zou je het bijna verdacht vinden, alsof ze een recessie zien naderen en op voorhand paniek willen voorkomen.Die conclusie is echter te kort door de bocht. De klacht van Schnabel komt erop neer dat hij keer op keer constateert dat Nederlanders het glas liever als halfleeg beschouwen dan als halfvol. Dat zit ’m deels in de media, die er telkens in slagen om negatieve conclusies uit SCP-rapporten op de voorgrond te plaatsen. Vindt 82 procent van de Nederlanders zichzelf gelukkig, dan vindt 18 procent dat kennelijk niet - en daar ligt de nadruk op. Valt er iets goeds te melden, dan dringt het nauwelijks door. Zo meent hij dat het met die ouderen in verzorgingstehuizen en met de vergrijzing allemaal wel meevalt, zeker in vergelijking met andere landen.
Schnabel maakt een vergelijking met de Amerikanen, die juist de tegenovergestelde aard hebben en zich graag op de borst kloppen. Maar Nederlanders laten zich leiden door vooroordelen die elk positief signaal de kop indrukken. En vroeger was alles beter, zo idealiseren ze het verleden.
De SCP-directeur heeft gelijk dat media het gezegde: ”Geen bericht, goed bericht” vaak in omgekeerde volgorde hanteren als maatstaf voor nieuwsselectie. Goed nieuws is geen nieuws, heet het dan. Iets is pas opzienbarend als het afwijkt van de gewone loop der dingen.
Wat Schnabel over het hoofd ziet, is dat media ook de taak van een waakhond hebben. Er is zeker alle reden om tevreden en dankbaar te zijn over het economische klimaat, over technische ontwikkelingen, over het bestedingsniveau van de gemiddelde Nederlander. Maar is het doemdenken als media daarnaast problemen blijven signaleren, zoals de integratie van allochtonen, de toename van de files, de problemen in het onderwijs of de opwarming van de aarde? Is het niet juist hun taak om uit een nieuwjaarsrede van burgemeester Cohen te distilleren dat de aanpak van probleemjongeren in Amsterdam faalt? Moeten de zorgen over Uruzgan onder het vloerkleed verdwijnen?
Daar komt bij dat Schnabel al te gemakkelijk een isgelijkteken plaatst tussen voortgang en vooruitgang. Of het goed gaat met Nederland hangt niet alleen af van de vraag of Nederlanders zich gelukkig voelen en of de werkloosheidscijfers dalen. Het gevaar van cijfers, tabellen en grafieken is dat ze de meetbare dimensie in kaart brengen, dat geluk en welvaart gereduceerd worden tot aantallen euro’s.
Maar er zijn ook andere graadmeters. De wijze koning Salomo zei al dat gerechtigheid een volk verhoogt. Dan valt er nog wat af te dingen op het optimisme van Schnabel en Rinnooy Kan.