Tijd van goedkoop voedsel is voorbij
Een stil drama voltrekt zich onder de armen in de wereld nu wereldwijd de prijs van voedsel sterk is gestegen. Terwijl rijke westerlingen milieuvriendelijk autorijden propageren en rijke Aziaten luxer gaan leven, betalen de armen in de wereld een hoge prijs: hun dagelijks levensonderhoud wordt onbetaalbaar.
Jacques Diouf kwam woorden tekort om zijn schokkende boodschap deze week te vertolken. Op een persconferentie in Rome meldde de directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) dat de voedselvoorraden in de wereld tot een „historisch dieptepunt” waren gedaald en dat er wereldwijd voedseltekorten dreigen te ontstaan als er geen maatregelen worden genomen. Diouf zei verder dat de voedselprijzen tot ongekende hoogte zijn gestegen, en vooral daardoor zouden de allerarmsten in de wereld hard worden getroffen.Kennelijk was de persconferentie van Diouf nodig om deze „alarmerende” ontwikkelingen in de kranten te krijgen. De gegevens waarop de FAO-chef zijn verhaal baseerde, zijn namelijk al iets langer bekend. Vorige maand kwam de FAO met zijn halfjaarlijkse ”Food Outlook”, waarin vooral de ”agflation” -een sterke stijging van de prijzen voor voedselgewassen- in vette koppen werd gemeld. Zo was de FAO-prijsindex voor voedsel dit jaar gestegen met maar liefst 37 procent, vergeleken met vorig jaar.
Daarmee was een in historisch opzicht unieke trend ingezet: er moet weer meer betaald worden voor voedsel. De tijd van ”cheap food” (goedkoop voedsel) is voorbij, kopte The Economist begin december. Tientallen jaren daalden de prijzen van graan en andere voedselgewassen (in 2005 lagen ze zelfs iets lager dan die van medio jaren ’70); nu lijkt daar een einde aan te zijn gekomen.
In de Outlook van de FAO passeren de belangrijkste voedselgewassen afzonderlijk de revue, maar twee toppers springen eruit: graan en melk. Begin september was de wereldmarktprijs voor graan tot ruim 400 dollar per ton gestegen, het hoogste prijsniveau ooit. De prijs voor melk en melkproducten steeg volgens de FAO-index met 120 procent in vergelijking met vorig jaar.
Het absurde is, constateerde The Economist, dat deze recordhoogtes aan prijzen bereikt worden in een periode van overvloed. Zo zal de wereldwijde graanoogst dit jaar een recordhoogte bereiken van 1,66 miljard ton. Maar als schaarste deze ”agflation” niet verklaart, wat dan wel?
De toegenomen welvaart in India en China verklaart veel. Honderden miljoenen mensen in China en India zijn inmiddels rijk genoeg om zich vlees te kunnen permitteren. En in de cijfers is dat terug te vinden. In 1985 at de gemiddelde Chinese consument 20 kilo vlees per jaar, nu is dat meer dan 50 kilo.
Andere eetgewoonten
Maar niet alleen vlees staat op het menu van steeds meer Chinezen en Indiërs. In een rapport van het IFPRI (International Food Policy Research Institute), ”The World Food Situation: New Driving Forces and Required Actions”, dat begin deze maand uitkwam, wijst Joachim von Braun erop dat meer koopkracht sowieso tot andere eetgewoonten leidt: in plaats van graan en rijst, groente, fruit, vlees en melkproducten. Voor India verwacht men tussen 2000 en 2025 een daling van de rijstconsumptie met 4 procent, terwijl die van melk en groente met 70 procent zal toenemen. Voor vlees, eieren en vis voorziet men een toename in die periode van 100 procent. Overigens ziet het IFPRI verstedelijking in het algemeen als de drijvende kracht achter deze veranderde voedingsgebruiken, en ook die is nog niet tot stilstand gekomen. Binnen dertig jaar zal 61 procent van de wereldbevolking in stedelijke gebieden wonen, luidt de voorspelling.
De producenten van al dat voedsel veranderen mee. Boeren schakelen wereldwijd over op veeteelt. En, wat nog belangrijker is, ze voeren hun koeien en varkens steeds meer graan. Vergeleken met twintig jaar geleden, geven boeren hun vee zo’n 250 miljoen ton meer aan graan. Een nogal verspillende vorm van vee voederen, want voor een kilo varkensvlees is al gauw 3 kilo graan nodig; een kilo rundvlees vraagt zelfs acht keer zo veel graan. Die toegenomen vraag naar graan voor de veeteelt is een belangrijke factor achter de hogere prijzen.
Een tweede belangrijke verklaring is de groeiende vraag naar biobrandstoffen. Vanwege de sterk gestegen prijs van fossiele brandstoffen, maar ook om het milieu te sparen, stimuleren landen steeds meer het gebruik van zulke brandstoffen. Zo is in de Verenigde Staten ethanol als brandstof voor auto’s aan een gestage opmars begonnen. En om dat te maken is -althans in de VS- mais nodig (in Brazilië gebruikt men vooral suiker). Gebruikten de Amerikanen in 2000 nog slechts 15 miljoen ton mais voor het maken van ethanol, nu ligt dat al bijna zes keer zo hoog (85 miljoen ton). Financieel daartoe aangezet door de Amerikaanse regering, gaan steeds meer Amerikaanse boeren over op de verbouw van mais ten behoeve van de ethanolproductie, met als gevolg: een dalende verbouw van graan en soja.
Het IFPRI berekende dat sinds het jaar 2000 het verbruik van graan voor menselijke consumptie en voor veevoer is toegenomen met respectievelijk 4 en 7 procent; het graangebruik ten behoeve van biobrandstof ging omhoog met meer dan 25 procent. De graanprijzen zullen als gevolg daarvan rond 2015 met 10 tot 20 procent zijn toegenomen, zo verwacht IFPRI-chef Von Braun. De grootste profiteurs zijn uiteraard de boeren. „De prairieboeren in de VS kijken nu al uit naar hun cruisevakantie op de Caraïbische Zee”, typeerde The Economist hun inkomensverbetering.
Geldt dat ook voor de boertjes in ontwikkelingslanden? Er zijn zeker landen in het arme zuiden die profiteren van de gestegen voedselprijzen. Ze zijn immers ook exporteurs van voedselgewassen, zoals India, Zuid-Afrika en Swaziland. Wie iets dichterbij komt ziet dat er in arme landen 3 miljard mensen op het platteland wonen en van hen zijn er zo’n 2,5 miljard boer. Van die 3 miljard behoort driekwart tot de allerarmsten. Zij zouden in principe toch ook als producent van voedsel moeten kunnen profiteren van de hogere prijzen. In de praktijk is dat toch niet het geval. De meeste armen in de wereld, of ze nu in de stad of op het platteland wonen, zijn vooral kopers van voedsel, geen producenten. Ze lijden dus meer onder de hogere voedselprijzen in plaats van dat ze ervan profiteren. En: dat kopen hakt flink op hun levens in. In arme landen eist het kopen van voedsel namelijk ruim de helft van alle uitgaven op. In landen als Bangladesh en Nigeria is dat zelfs meer dan twee derde. In Europa en de VS ligt dat aandeel op een tiende.
Klimaatverandering
Intussen gaat ook de opwarming van de aarde die voedselafhankelijkheid van arme landen versterken, verwacht IFPRI-rapporteur Von Braun. Als gevolg daarvan denkt hij dat in 2020 de landbouwproductie wereldwijd zal zijn afgenomen met 16 procent. Daarbij zijn sterke regionale verschillen: in ontwikkelingsgebieden als Zuid-Azië en Afrika zullen de hardste klappen vallen (min 20 procent), in de geïndustrialiseerde wereld de zachtste (min 6 procent). In Afrika ten zuiden van de Sahara zal het aantal ondervoede mensen als gevolg daarvan tussen 1990 en 2080 zijn verdrievoudigd.
Maar nu al voelen de armen aan den lijve wat die hogere voedselprijzen voor hun dagelijks leven betekenen. Producten als brood en pasta, vlees en melk zijn voor veel armen onbetaalbaar geworden. Om sociale onrust te voorkomen, doen regeringen in getroffen landen er alles aan om de pijn te verzachten: prijscontroles worden doorgevoerd. subsidies op voedsel verleend, voedselbonnen uitgedeeld.
Ook FAO-chef Diouf roept op tot ingrijpen, en dan vooral door de internationale gemeenschap. Zo moet wat hem betreft de productie in arme landen omhoog, en dat kan als boeren geld krijgen voor de aankoop van zaad en kunstmest. Regeringen moeten geholpen worden bij het bekostigen van de dure voedselimporten, zodat ze geld overhouden voor langetermijndoelen als het verbeteren van wegen. Verder bepleit Diouf een betere afstemming tussen de voorstanders van biobrandstof en diegenen die juist allereerst de honger in de wereld willen bestrijden.
Het IFPRI verwacht veel van het liberaliseren van de wereldwijde landbouwmarkt, zodat boeren in arme landen meer toegang krijgen tot de markten in rijke landen, en ze wel kunnen profiteren van de hogere prijzen. Tegelijkertijd matigt het instituut direct daarop zijn eigen optimisme: „Armoede zal alleen in bepaalde specifieke gebieden er wezenlijk door afnemen.”
„FAO-chef zaait paniek” FAO-chef Diouf zaaide deze week onnodig paniek met zijn voedselverhaal. Het was een goedkope manier om zijn eigen organisatie uit de malaise te halen. Dat is de mening van dr. M. A. Keyzer, directeur van het Instituut voor Onderzoek Wereldvoedselvoorziening van de Vrije Universiteit (SOW-VU) in Amsterdam.
Keyzer zegt zich te hebben geërgerd aan „de paniekberichten” die Diouf deze week de wereld instuurde. „Een gemakkelijke manier om een heleboel geld voor zijn eigen instelling de FAO- binnen te krijgen.” En die opsteker kan de FAO volgens hem wel gebruiken na het vernietigende evaluatierapport dat eerder dit jaar over de FAO werd uitgebracht door een groep externe deskundigen.
Keyzer vindt het juist geen tijd om te roepen „dat het in de wereld allemaal kommer en kwel is.” Het gaat volgens hem juist „ongelofelijk goed” met de voedselproductie in de wereld. „Natuurlijk zijn er op onderdelen problemen, zoals het hoger worden van de olieprijs, waardoor ook kunstmest duurder wordt.” De andere kant is dat, nu de vraag naar voedingsgewassen toeneemt, en wereldmarktprijzen omhooggaan, „boeren in arme landen hun producten, die ze eerder aan de straatstenen niet kwijtraakten, wel kunnen verkopen.”
De hoge vlucht die de productie van biobrandstof neemt, is volgens Keyzer evenmin een probleem voor de armen. „Mais wordt nu nog gebruikt voor veevoer, straks vooral als biobrandstof, dus vlees zal er duurder door worden, maar dat zal niemand erg vinden, en zeker de boertjes niet die dat vlees leveren.” Verder ziet Keyzer de Aziatische landen met hun hoge groeicijfers Afrika geleidelijk aan meenemen het dal van armoede en stagnatie uit. Ook dat is volgens hem bepaald geen reden om te somberen.
Twijfels rond biobrandstof Lang niet iedereen is gerust op de gevolgen van biobrandstof als alternatief voor fossiele brandstof. Zeker niet als het gaat om de voedselproductie in arme landen. De Nederlandse Stichting Wereldvoedselvraagstuk deed na afloop van de laatst gehouden Wereldvoedseldag, op 15 oktober, de Tweede Kamer een aantal aanbevelingen.
De aanbevelingen werden opgesteld tijdens drie bijeenkomsten die in het kader van Wereldvoedseldag werden gehouden en waaraan in totaal 250 Nederlandse deskundigen uit de wereld van energieproductie, de voedsel- en agrarische sector, de wetenschap, de politiek en uit diverse maatschappelijke organisaties deelnamen.
Enkele van de aanbevelingen: Nederland mag het bevorderen van de teelt en het gebruik van biomassa voor biobrandstoffen niet ten koste laten gaan van het streven naar voedselzekerheid elders in de wereld. Ook mag de door de EU nagestreefde bijmenging van 5,75 procent biobrandstof aan autobrandstof in 2010 niet verhoogd worden, voordat er meer duidelijk is over de nadelige gevolgen voor het wereldwijde voedselvraagstuk en het milieu.
Allereerst zou men in Den Haag met meer kracht moeten inzetten op energiebesparing door de consument en de industrie. Verder mag Nederland bij de invoer van biobrandstoffen zijn ogen niet sluiten voor de effecten die de teelt van biomassa voor deze brandstoffen heeft op de voedselzekerheid en het milieu in het exporterende land.
Ten slotte bepleit de stichting het stimuleren van de zogenaamde tweede generatie biobrandstoffen, dat zijn producten die niet ten koste gaan van de voedselzekerheid, omdat het geen landbouwgewassen zijn die ook als voedsel gebruikt kunnen worden, zoals mais, suikerriet en raapzaad. Tot die tweede generatie behoren onder meer de wilg en andere houtachtige gewassen.