Agflatie: alleen voedsel wordt duurder
Van tijd tot tijd worden er nieuwe woorden geboren. Iedereen kent het woord inflatie.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was inflatie een van de economische problemen. Mede als gevolg van twee oliecrises stegen de prijzen sterk. Die prijsstijging, of inflatie, deed de koopkracht van de gulden afnemen. Mensen waren daar niet blij mee en via ingrijpen in de economie probeerde de overheid de inflatie te beteugelen. Dat is sindsdien ook goed gelukt en de laatste twintig jaar stijgen de prijzen jaarlijks wel een beetje, maar dat is zo weinig dat niemand er echt wakker van ligt.Wat er wel gebeurde, was dat de inflatie in de jaren tachtig van de vorige eeuw met een toenemende werkloosheid gepaard ging. De economie haperde en de groei stagneerde. Die combinatie van inflatie en stagnatie leidde tot een nieuw woord: stagflatie.
Ook voor economen was die combinatie van prijsstijgingen en werkloosheid een nieuwigheid, die zelfs tot aanpassingen in de economische theorie leidde. Maar nu lijkt de werkloosheid ook weer voorbij. De vraag voor de toekomst zal veel meer worden: Waar halen we genoeg mensen vandaan? De beroepsbevolking vergrijst immers. Er vloeien steeds meer mensen af, maar het werk wordt niet minder. En wie zal dat straks dan gaan doen? Dus ook het woord stagflatie lijkt z’n langste tijd te hebben gehad.
Nieuw woord
Laat nu het wetenschappelijke tijdschrift De Economist recent met weer een nieuw woord komen: agflatie. Het gaat hier maar niet om een kruiswoordspelletje, ook niet om ach en wee, maar het is serieus bedoeld.
Agflatie is inflatie, ofwel prijsstijging, maar dan een bijzondere prijsstijging, namelijk de prijsstijging van voedselproducten. En dat is nieuw. In de periode van 1974 tot 2005 daalden de voedselprijzen op de wereldmarkt in reële zin met zo’n 75 procent. Voedsel is eigenlijk al sinds jaar en dag spotgoedkoop en elk jaar had het de neiging om nog goedkoper te worden. Dat was niet altijd even leuk voor de agrariërs, maar wel voor de consumenten, zeker voor hen die in arme derdewereldlanden leven.
Niet te overzien
Die tijd lijkt nu voorbij. En De Economist vond dit zo opmerkelijk dat het er een hoofdartikel in zijn toonaangevende blad aan wijdde en een nieuw woord voor het verschijnsel verzon: agflatie. Men spreekt zelfs van een transformatie in de wereldeconomie, waarvan de gevolgen nog niet goed te overzien zijn.
De sterk stijgende prijzen hebben te maken met de sterke vraaggroei in Azië. Die economieën ontwikkelen zich snel en de stijgende inkomens leiden tot extra vraag naar voedsel en een stijging van de vleesconsumptie. Een andere prijsopdrijvende factor is de vraag naar biobrandstoffen in de VS en, in mindere mate, in de EU. Een aantal landen probeert kunstmatig de voedselprijzen laag te houden, maar de spanning neemt toe. Er lijkt sprake te zijn van een trendbreuk. De afgelopen 150 jaar hadden we te maken met dalende prijzen. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat dat in de komende periode hetzelfde zal zijn.
Armen
Een rare en paradoxale wereld eigenlijk, waarin de voedselprijzen de neiging hebben jaar na jaar te dalen en waarin toch zo’n 800 miljoen mensen niet genoeg te eten hebben. De noden van de armen zijn er wel, maar in een wereld waarin de dollar regeert, kun je met dergelijke behoeften in commerciële zin niet veel. Wie niet kan betalen telt economisch gezien niet mee.
De tijd dat de EU te maken had met overschotten in de vorm van boterbergen en wijnmeren is nog niet zo lang geleden. De overvloed heeft ertoe geleid dat we in Europa de laatste jaren vooral land hebben teruggegeven aan de natuur of onder water gezet. Het lijkt erop dat we daar vanaf nu toch maar eens opnieuw over moeten gaan nadenken. Voedselproductie wordt weer belangrijk, en daarbij moet de EU als grote agrarische speler op de wereldmarkt haar verantwoordelijkheid nemen.
Stimulans
Inflatie is geldontwaarding, en daar schiet je uiteindelijk niets mee op. Bij agflatie is dat anders. Daar wordt het geld in principe niet minder waard, maar is er sprake van een verandering in de relatieve schaarste: alleen voedsel wordt duurder. Hogere landbouwprijzen wereldwijd zouden wel eens een stimulans kunnen worden voor het verder opzetten van eigen landbouwproductie in ontwikkelingslanden.
Ten slotte is de moderne landbouw in de EU ook de resultante van een situatie waarin de eigen boeren steeds relatief hoge prijzen kregen. Dat leidde tot investeringen en innovatie. Tegelijkertijd waren de prijzen op de wereldmarkt toen erg laag. Agflatie betekent echter ook hogere prijzen voor de boeren in ontwikkelingslanden, en dat maakt het economisch gezien veel interessanter om de landbouw verder te ontwikkelen. Het biedt nieuwe perspectieven om economie en ontwikkelingshulp aan elkaar te koppelen. Op zijn beurt kan de landbouw weer een voortrekkersrol spelen in de algehele rurale ontwikkeling. ”Afrika gaat de EU achterna”, dat zou mooi zijn.
De auteur is universitair docent aan Wageningen Universiteit. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.