Discriminatie
Toen minister Plasterk van Onderwijs in september jongstleden voorstelde om de verkoop van ”Mein Kampf” van Hitler vrij te geven, kreeg hij veel kritiek vanuit de Tweede Kamer. IJlings stelde de minister zijn mening bij. Mein Kampf blijft daarom op de zwarte lijst. In een vlaag van openheid vertelde de minister daags na de gewraakte uitlating dat hij tot zijn gewijzigde inzicht was gekomen na een kort juridisch lesje door minister Hirsch Ballin van Justitie.
Gezien de uitlatingen die de minister gisteren deed over de SGP en over behoudende ChristenUnieleden, is het tijd voor een volgend lesje. De uitlatingen van de bewindsman duiden op een slechte kennis van de verhoudingen tussen grondrechten en van het gevoerde regeringsbeleid op dit punt tot nu toe.Volgens Plasterk is het „van de ratten besnuffeld” dat de SGP geen vrouwen in bestuurlijke functies wil. „In mijn ogen moet je een totale streep zetten als het om discriminatie gaat, daar kan geen discussie over zijn”, aldus de bewindsman in een interview met de Gay Krant.
Juridisch gezien is discriminatie ongelijke behandeling waarvoor geen rechtvaardigingsgrond aanwezig is. De Raad van State sprak twee weken geleden uit dat er in het geval van de SGP wel zo’n rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Het is een wezenlijk onderdeel van onze democratie dat partijen met standpunten die afwijken van de grootste gemene deler, ruimte krijgen om hun visie uit te dragen.
De minister kiest met zijn standpunt voor gedwongen gelijkheid en stelt artikel 1 van de Grondwet, waarin staat dat alle Nederlanders gelijk behandeld moeten worden, boven klassieke grondrechten zoals de vrijheid van godsdienst, vereniging en meningsuiting.
Over die verhouding is al veel gezegd en geschreven. Tot nu heeft de regering terecht volgehouden dat artikel 1 niet per definitie gaat boven de andere grondrechten. Nota bene oud minister De Graaf van Binnenlandse Zaken, die lid is van D66, legde dat nog eens vast in een regeringsnota over de grondrechten.
Zo bezien had de SGP wel wat verder kunnen gaan dan het persbericht dat gisteren is uitgegeven. De staatkundig gereformeerden beperkten zich tot de constatering dat zij „al zo het vermoeden hadden dat minister Plasterk het niet in alle opzichten eens is met de SGP.” Dat is een wat magere constatering, omdat hier een fundamentele discussie over verhouding tussen grondrechten in het geding is. Een minister gaat zijn boekje te buiten als hij het discriminatieverbod voorrang geeft boven de klassieke grondrechten van godsdienst, vereniging en meningsuiting.
Ook de discussie over de plaats van praktiserende homoseksuelen binnen de ChristenUnie heeft de minister, die verantwoordelijk is voor emancipatie, nog niet helemaal goed begrepen. Misschien dat hij op dit punt een lesje kan krijgen van collega Rouvoet. Plasterk wijst er in het interview op dat Rouvoet iedere keer zo benadrukt tegen discriminatie van homoseksuelen te zijn. Daarin zou hij zijn partijgenoten ver vooruit zijn.
Iedereen in de ChristenUnie –en hopelijk ook daarbuiten– is het erover eens dat discriminatie van homoseksuelen niet mag. Discrimineren is –zoals gezegd– ongelijke behandeling waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat. Maar in het geval van participatie van samenwonende homoseksuelen binnen een partij die zich met hand en tand tegen invoering van het homohuwelijk verzet, is die grond wel degelijk aanwezig.
Gelukkig is er in de samenleving tegenwoordig meer aandacht en ruimte voor religie. Dat is wel eens anders geweest. Maar het draagvlak voor het toestaan van orthodoxe opvattingen brokkelt af. Als dat geen discriminatie is.