Kroongetuigen trapongeval niet gehoord
UTRECHT (ANP) – De commissie–Schutte, die het trapongeval van augustus 2006 in Utrecht onderzocht, heeft twee belangrijke getuigen niet gesproken. Dat zei een woordvoerster van het Openbaar Ministerie (OM) woensdag.
Het zijn de twee ambtenaren die verklaringen hebben afgelegd waaruit het OM concludeerde dat het trapongeval vermijdbaar was geweest. Schuttes conclusie stond haaks daarop met de vaststelling dat het ongeval niet voorkomen had kunnen worden.Het instorten van de werftrap, met een dode en 22 gewonden als gevolg, kon volgens Schutte gebeuren door een verborgen constructiefout, die ook bij inspectie van de trap niet aan het licht zou zijn gekomen. Het OM hoorde van de twee ambtenaren dat zij in juni 2006 al melding bij hun meerdere hadden gemaakt van een ernstig mankement aan de trap. Daarop werd echter geen actie ondernomen.
Schutte had de bewuste ambtenaren wel kunnen spreken, zo blijkt uit informatie van het OM. Dat was mogelijk geweest als hij was ingegaan op een aanbod van het OM om kennis te nemen van wat het OM wist. Het aanbod werd via de gemeente Utrecht gedaan, nog voor Schutte aan zijn eindconclusie toe was. De voormalig GPV–politicus wil niet kwijt of hij op de hoogte was van het aanbod, noch waarom hij het afsloeg. „Ik laat deze verklaring voor rekening van het OM, ik ga niet meer in op een afgesloten onderzoek".
Op initiatief van de oppositie debatteert de Utrechtse gemeenteraad op 10 januari over de zaak. De oppositie wil uitleg over de verschillen tussen de bevindingen van het OM en de commissie Schutte en eerdere uitspraken van verantwoordelijk wethouder Robert Giesberts. Die zei vorig jaar alleen te weten van een melding over loszittende traptreden.