Alléén christelijke boeken is verboden
Het eerste jeugdliteraire fragment dat pabostudenten aan Driestar educatief te horen krijgen, is „iets heel schokkends.” Bewust, om de eerstejaars uit te lokken. Docent Dijkstra: „Het gros heeft alleen de geijkte -meest christelijke- boekjes gelezen.” Collega De Jong: „Sommigen vinden sprekende dieren te ver gaan. Die houding willen we doorbreken. Hier op de pabo leer je professioneel met jeugdboeken omgaan.”
Zelf nadenken. Zelf keuzes maken. Kritisch worden. De eigen weg vinden. Deze en dergelijke zinsneden vallen regelmatig tijdens het gesprek met de docenten Nederlands Janneke de Jong en Peter Dijkstra en de studenten Sander den Ouden uit Nieuw-Lekkerland en Thea van Belzen uit Arnemuiden (beiden 20). Thea heeft kortgeleden haar leeslijst jeugdliteratuur afgerond, Sander is juist een paar weken afgestudeerd binnen het vak literatuur.De Goudse hogeschool heeft een open houding richting moderne jeugdliteratuur. In de uitgebreide bibliotheek met kleurrijke boekenrijen -kinderboeken zijn nou eenmaal fleuriger dan het doorsnee boek- staan alle boeken die zijn bekroond met de christelijke kinderboekenprijs Het Hoogste Woord. Ook de winnaars van seculiere tegenhanger de Gouden Griffel zijn aanwezig, indien nodig voorzien van een ”vloeksticker”. Van De Harry Potterserie heeft de school een selectie in de collectie: twee delen. De Jong: „Een boze moeder belde me op. „Hoe kán dit nou?” zei ze. Ik verbied m’n dochter van tien zulke boeken te lenen en nu komt die van achttien ermee thuis.”
In die leeftijd zit nu juist het onderscheid, vindt De Jong. „Het maakt nogal een verschil of een jeugdboek wordt gelezen door een kind of door een bijna-volwassene.”
Oneerbiedig
In het eerste jaar volgen studenten aan Driestar educatief inleidende colleges, lezen ze drie boeken, ontwikkelen daarbij lesmateriaal én recenseren ze tien boeken. In het tweede jaar schrijven ze een lessenserie waarin ze jeugdboeken linken aan een thema, bijvoorbeeld vriendschap.
Het allereerste college begint traditiegetrouw met „een heel schokkend fragment” uit een jeugdboek. Zo staat ”Voor altijd samen, amen” van Guus Kuijer regelmatig op het programma. Daarin bidt Polleke op een manier die als oneerbiedig betiteld zou kunnen worden. De Jong: „De ene student heeft daar moeite mee. De ander reageert meteen: „Nee, zo zíjn kinderen!” De vraag blijft of Kuijer simpelweg vanuit kinderperspectief schrijft -hij kan dat als de beste- of dat hij in zijn boek bedekt zit te schoppen tegen christenen. In het antwoord daarop laten we studenten zo veel mogelijk zelf kiezen.”
Geen grenzen
Stellen de docenten dus helemaal geen paal en perk aan wat hun studenten lezen? Dijkstra: „Grenzen worden hier niet opgelegd.” De Jong: „Studenten moeten hun eigen weg vinden.” Daarom stellen de studenten in het eerste jaar zelf een aantal ethische en esthetische criteria op aan de hand waarvan ze later bepalen welke boeken wel en welke niet op de leeslijst komen.
De pabo’ers zijn vaak -van huis uit- gewend vooral naar de ethische kant van een boek te kijken: kan het beschrevene door de beugel, vloeken de personages? Voor sommige studenten is het dan ook een eyeopener dat boeken -naast hun morele gehalte- ook op stijl kunnen worden beoordeeld. „„O, zijn er naast ethische criteria ook nog esthetische?” hoor ik dan”, zegt De Jong. „We helpen hen bij het opstellen van esthetische criteria door vragen te stellen, zoals: Heb je zoiets vaker gelezen? Dus het is origineel?”
Ook bij de ethische criteria zijn het de docenten die sturen. Sander pakt het lijstje erbij dat zijn groep in klassenverband opstelde. Een greep uit de punten: Het verhaal mag niet gezagsondermijnend zijn. Er mag geen grove taal gebruikt worden.
Op grond van onder meer deze maatstaven koos Sander dertig boeken voor zijn eigen leeslijst. Daarnaast geldt een aantal algemene regels: iedereen moet vier klassiekers lezen en tien prentenboeken. ”Oorlogswinter” van Jan Terlouw heeft Sanders lijst gehaald, net als de christelijke evergreen ”Holland onder het hakenkruis” van Piet Prins. ”Harry Potter en de steen der wijzen” staat gebroederlijk naast ”Sluipjacht” van Bram Kasse, in 2006 genomineerd voor de christelijke kinderboekenprijs.
Thea zette geen boeken uit het christelijke circuit op de lijst. „Ik koos een beetje uitdagend, zou ik bijna zeggen. Ook in seculiere boeken kan een moraal zitten. En veel christelijke boeken had ik eerder al gelezen.”
Te heftig
De docenten zijn het roerend met Thea eens. De Jong: „Neem ”Brief aan de koning” van Tonke Dragt. Het verhaal begint met een moreel dilemma. De hoofdpersoon zit in een kapel waaruit hij niet weg mag. Wat moet hij doen als hij hoort dat er een persoon in nood is? Hij kan pas helpen als hij wegloopt. Het uitbeelden van zo’n tweestrijd is veel sterker dan schrijven in de trant van: Piet deed zoiets natuurlijk niet.”
Dijkstra: „We hopen dat de studenten zien dat er veel veilige seculiere boeken bestaan.”
Dat lijkt te lukken. Thea: „Toen meneer Dijkstra in mijn eerste jaar een stukje voorlas uit ”De tuinen van Dorr” van Paul Biegel dacht ik: Hé leuk, dat boek wil ik lezen. Daarvoor had ik nog nooit van de schrijver gehoord.”
Ligt het juist niet voor de hand dat een christelijke pabo met name christelijke boeken onder de aandacht brengt? De Jong: „We proberen het blikveld juist te verbreden. De boeken van Ida Vos over de oorlog zijn stukken beter dan bijvoorbeeld de vertrouwde, vaak sensationele boeken van Piet Prins.” Dijkstra valt haar bij: „Misschien zijn christelijke boeken in moreel opzicht soms juist niet goed.” De Jong: „Veel boeken bieden een geïdealiseerde schijnwereld.” Dijkstra richt zich tot Thea: „Ik hoop dat jullie iets hiervan meenemen naar de scholen waar jullie terechtkomen.”
Alléén christelijke boeken op de lijst zetten is verboden. De nadruk ligt op literaire boeken. „Ook goede boeken van christelijke snit willen we onder de aandacht brengen”, zegt De Jong. Daarom moeten de studenten gedurende hun opleiding een flink aantal boeken lezen die zijn bekroond met de prijs voor het beste christelijke kinderboek, Het Hoogste Woord.
Christelijke en zeker reformatorische basisscholen hanteren meestal een veel strenger boekenbeleid dan Driestar educatief doet. Is het niet zinvol meer aandacht te geven aan de ethische regels die op verschillende scholen gelden? Nee, denken Thea en Sander. Sander: „Per school is het beleid anders. Aan dat beleid pas ik me aan.”
Thea: „Je leest altijd met in je achterhoofd de vraag: Kan ik dit gebruiken?” Dat merkt Dijkstra ook, in de contacten met leerlingen. „Een heleboel zeggen: Gelezen, maar hier ga ik in de klas nooit wat mee doen.”
”De stille soldaat” van Herman van Campenhout is wat Thea betreft zo’n boek. „Het gaat over een kindsoldaat die levend wordt begraven. Hij krijgt honing op z’n hoofd gesmeerd om mieren aan te trekken. Dat vind ik te heftig.” Een boek als ”Kinderjaren” van Jona Oberski, met een passage waarin iemand in een lijkenhuis komt, zou ze haar leerlingen niet zelfstandig laten lezen. „Alleen voorlezen, dan kun je kijken hoe kinderen reageren. Het is in elk geval kinderlijker -ik zou bijna zeggen: kindvriendelijker- geschreven dan ”De stille soldaat”.”
Met voorlezen houdt de leerkracht zelf alles in de hand, stelt Thea. „Ik zeg dan bijvoorbeeld: „In dit boek is alles anders dan wij gewend zijn. Hoe zou het komen dat de mensen hier niet in God geloven?”” Sander: „En leg dan ook vooral uit: Hier- en hierom lees ik het toch.”