„Iedere Bengalees zit permanent in de schulden”
DHAKA - Een bevolking die zucht onder een schuldenlast als gevolg van de alom bejubelde microkredietprogramma’s, en een ernstig tekort aan arbeiders omdat die liever in de rij staan voor noodhulp dan dat ze aan de slag gaan voor een baas. De nasleep van de verwoestende cycloon Sidr in het zuidwesten van Bangladesh legt de keerzijde bloot van goedbedoelde hulp.

De Bengalese legerleider Moeen Ahmed deed gisteren een opmerkelijk verzoek aan de duizenden ngo’s en banken die Bangladesh rijk is. Of ze toch alsjeblieft de inning van rente en van aflossingen van leningen aan de gedupeerden van de cycloon Sidr in het zuidwesten van het land, met zeker vier maanden willen uitstellen. De enorme druk op de getroffen bevolking om de leningen terug te betalen kunnen ze, nu heel hun hebben en houden is weggespoeld, er niet bij hebben, aldus Moeen.Tineke van Deurne, die namens ICCO en Kerk in Actie een opvanghuis voor misbruikte zwangere meisjes en vrouwen runt in de hoofdstad Dhaka en die de afgelopen twee weken in het rampgebied was, zag de laatste dagen vaker oproepen van deze strekking in de media voorbijkomen. Die microkredieten worden weliswaar alom geprezen voor hun positieve effect op ontwikkeling, zegt Van Deurne, maar tijdens zo’n ramp zie je de keerzijde ervan. „Iedereen zit hier structureel in de schulden, en als je dan tijdens zo’n cycloon alles kwijtraakt, word je nog wel met een lening geconfronteerd die je nooit kunt afbetalen.” Oproepen aan het adres van ngo’s en banken om schulden kwijt te schelden, vinden nauwelijks gehoor, aldus Van Deurne.
Volgens Mark Munshi, directeur van de christelijke hulporganisatie CSS, tevens partner van Woord en Daad, heeft zijn organisatie 10 tot 15 procent van alle microkredieten uitstaan in het rampgebied. Vooral voor kleine lokale ngo’s -en dat zijn de meeste van de duizenden die Bangladesh rijk is- is het volgens Munshi moeilijk om leningen kwijt te schelden. Ze zagen daarmee de poten onder hun eigen bestaan weg.
Maar voor landelijk opererende organisaties zoals CSS is het evengoed een lastige keuze want, zegt Munshi, „ook wij hebben partners van wie we geld lenen, en die dus eerst toestemming voor kwijtschelding moeten geven.” Vooralsnog wacht CSS met het opeisen van aflossingen, en zal men in een later stadium bekijken van wie de schulden worden kwijtgescholden. Verder mogen mensen die bij CSS wat geld hebben gespaard, dat direct opvragen, en worden nieuwe leningen voorlopig renteloos verstrekt.
Intussen wijst Tineke van Deurne op een ander negatief neveneffect van de overweldigende ngo-betrokkenheid in Bangladesh bij ontwikkelingswerk. Noodhulp ging de afgelopen twee weken namelijk vooral naar de mensen die via zo’n microkredietprogramma aan een ngo waren gekoppeld. „Wie niet op de lijst van een ngo voorkwam maar wel hulp nodig had, liep het risico niet als slachtoffer te worden erkend.”
Overigens was er dan nog wel de hulpverlening door de overheid die deze mensen bereikte. En dat is maar goed ook, want met name het voedsel (rijst) is schaars en dus duur geworden. De rijstoogst is immers voor een groot deel verwoest, en dat had tot gevolg dat de prijs van rijst omhoog is geschoten: in plaats van 14 taka per kilo, was de prijs vorige week al 26 taka. En omdat een Bengalees gezin al gauw 2,5 kilo per dag nodig heeft, betekent het kopen van voedsel inmiddels een rib uit hun lijf.
De overheid springt bij met 15 kilo rijst per gezin per maand gedurende de komende weken, maar deze week bleek er al onvoldoende rijst op voorraad te zijn. Gelukkig heeft India inmiddels de grens weer geopend voor de export van rijst naar buurland Bangladesh, maar het zal lastig blijven om voedsel op zo’n grote schaal geleverd te krijgen.
Een wrange bijkomstigheid is dat boeren die hun rijst nog van het land moeten halen, geen dagloners kunnen vinden om die klus te klaren. Dagloners -zo meldden gisteren de Bengalese kranten- geven er de voorkeur aan om urenlang in de rij te staan voor hulppakketten in plaats van aan de slag te gaan bij een baas. Het getroffen gebied kent daarom momenteel een grote schaarste aan dagloners, riksjarijders en andere laagbetaalde werknemers.
Om een voorbeeld te geven: het aantal aan riksjarijders in de upazila (subdistrict) Kolapara bedroeg voor de cycloon zo’n 500. Nu is dat geslonken tot 100. Het gevolg is een ernstig tekort aan riksjarijders in het gebied en een stijging van de prijzen. Kostte een rit eerst 8 taka, nu ligt dat al rond de 15 taka.
Het aanbreken van de winter betekent een extra zorg voor veel getroffen Bengalezen, zegt Tineke van Deurne. „Over twee weken is het hier ’s nachts een graad of tien, en als je aan de rivier woont, is dat erg koud. Maar juist aan dekens en kleding is een groot gebrek.”
Waar geen gebrek aan is zijn Amerikanen, zegt Van Deurne. „Waarom zijn er hier ineens zoveel Amerikanen? vroegen mijn Bengalese collega’s zich deze week af.” Van Deurne weet het antwoord wel. „We zitten nu met een interim-regering (Bangladesh verkeert al maanden in een politieke crisis, AJ) en die heeft voor het eerst toegestaan dat Amerika hier hulp komt geven.” Of menslievendheid de eerste drijfveer is van de Amerikanen? Menigeen in het voornamelijk islamitische Bangladesh betwijfelt dat. „Ook Washington ziet dat China en India hier steeds belangrijker worden, en dus heeft het er alle belang bij hier voet aan de grond te krijgen.”