Roman ”Het lab” weerspiegelt ontwikkelingen in psychologie
Titel: ”Het Lab”
Auteur: Bas Kok
Uitgeverij: Olive Press, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 7778714 4
Pagina’s: 220
Prijs: € 17,95.
”Het lab” is het fictiedebuut van Bas Kok, als psycholoog werkzaam bij het LTP, het oudste psychologisch testbureau in Nederland, dat in 1927 werd opgericht. In het boek wordt dit aangeduid als het ”psychotechnisch laboratorium”. Het boek is met een bijdrage van het LTP tot stand gekomen. Het boek beschrijft de memoires van de 80-jarige psycholoog Lodewijk Theodoor Peeters, die in het Lab (Laboratorium voor Toegepaste Psychologie) net niet geboren, maar wel getogen is. Zijn moeder was als secretaresse werkzaam voor professor Amelink, in wie we de oprichter professor Jan Waterink kunnen herkennen.
Professor Amelink komt over als een statige, wat afstandelijke en ijdele doctor, die in stilte veel goeds doet tijdens de oorlog. Zo zat Peeters bijvoorbeeld in de oorlog in het Lab ondergedoken om aan de arbeidsinzet te ontkomen. Na de oorlog keert hij er terug als psycholoog, een baan die hij tot zijn pensionering bij hetzelfde bureau heeft behouden. Hij is dan ook zo vergroeid met het Lab dat zijn memoires vooral de geschiedenis van het psychotechnisch laboratorium vertellen. Hij doet dat op aandringen van zijn stiefzoon en zijn vriendin.
Rake typeringen
Het boek is een boeiend en vlot geschreven verslag over de ontwikkelingsgeschiedenis van de psychologie in het psychotechnisch laboratorium. Het laat zien hoe de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland en de wereld hun weerslag hebben op de wijze waarop psychologie wordt bedreven in het Lab.
De hoofdstukken typeren de mens in het algemeen in de context van een specifieke periode: van de ”zwijgende mens” (1927-1945) tot de ”virtuele mens” (1993-2007), met daartussen in chronologische volgorde de ”collectieve”, de ”idealistische” en de ”individualistische mens”. Juist het chronologisch karakter van deze (verzonnen) memoires zorgt voor rake typeringen van mensen in hun maatschappelijke context.
Tegelijk met die beschouwingen over de maatschappij en haar verhouding tot het Lab wordt het levensverhaal van de hoofdpersoon Peeters verteld. In de oorlog zat hij ondergedoken in het Lab. Hij ontmoette daar een Joods meisje met wie hij een kortstondige maar diepgaande relatie kreeg. Na de oorlog keerde ze niet terug uit het concentratiekamp. Peeters kreeg wel een brief van haar, maar mocht die pas open maken als hij zeker wist dat ze niet zou terugkeren. Aangezien hij dat niet weet en er geen navraag naar doet (uit vrees voor een teleurstelling), maakt hij de brief heel lang niet open.
Hiernamaals
Vlak voor zijn dood, als hij van zijn stiefzoon weet dat deze Esther in Bergen-Belsen is omgekomen, maakt hij de brief open én schrijft hij een antwoord.
Dan begrijpt de lezer waarom Peeters in het verhaal zelf maar geen man vlees en bloed wilde worden: hij heeft zijn eigen gevoelens steeds onderdrukt. Peeters schrijft aan het einde van zijn brief niet aan zelfbedrog te willen doen en, ondanks zijn werk bij een gereformeerde instelling, niet in het hiernamaals te geloven. Dan is het opmerkelijk te lezen dat hij denkt zijn overleden vriendin Esther uit de oorlog toch te zullen ontmoeten: „In ons paradijs zal het precies zo zijn. Tot spoedig. Je Lo.” Dat is een ontroerend, maar ook navrant en tegenstrijdig einde. Wat mij betreft had het nawoord van zijn oude vriendin achterwege kunnen blijven. Het doet wat gekunsteld aan.
Hoewel de keuze om aan het einde pas het verhaal over Esther af te maken de spanning vasthoudt, zit er ook een groot nadeel aan. Doordat de hoofdpersoon zijn gevoelens onderdrukt is het effect helaas dat de roman op veel plaatsen te oppervlakkig blijft om een psychologische roman genoemd te worden.
Zo is ook de keuze voor de vorm van memoires enerzijds een voordeel omdat zo de veranderingen in de tijdgeest helder getekend kunnen worden. Anderzijds maakt dit het verhaal qua opzet enigszins voorspelbaar.