Kerk & religie

Droefheid

David zegt in Psalm 123: „Ik hef mijn ogen op tot U Die in de hemel zit.” Dat durfde deze tollenaar niet te bidden. Hij bidt met neergeslagen ogen. Zijn geweten beschuldigde hem tot nu toe van zijn schandelijk leven en daarom durfde hij zijn ogen en handen niet op te heffen naar de hemel. Ja, hij kon dat nog niet doen, want een zekere verwachting van verhoring zal bij hem nog zo ruim niet geweest zijn. Hij zal met de melaatse wel overtuigd zijn geweest dat God het kon, maar of Hij wilde horen en helpen, daar zal hij nog voorgestaan hebben.

4 December 2007 08:16Gewijzigd op 14 November 2020 05:20

Het geloof bij deze tollenaar is nog maar zwak. Het ontbrak hem nog aan vrijmoedigheid. Dat blijkt uit zijn van verre staan. Het gezicht van zonden en strafwaardigheid benam hem zijn vrijmoedigheid en daarom hij wil oog en handen niet naar de hemel opheffen. Zou hij het gedaan hebben, dan was het geweest om zijn oprechtheid te kennen te geven. Doch dit durfde noch kon hij niet doen. Hij was bewust dat hij door ongerechtigheid zijns naasten goed had gevorderd. Daarvan overtuigde hem zijn geweten. Daarom hij sloeg hij op zijn borst als een teken van ware en gevoelige droefheid, zodat zijn hart wegdroop van treurigheid. Hij had nu een gebroken hart en een verslagen geest.Cornelis van Vollenhoven (”De waarheid in het binnenste”, 1759)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer