„Christelijke organisatie moet traditie uitdragen”
AMSTERDAM - Christelijke organisaties moeten elkaar opscherpen in het formuleren en uitdragen van hun eigen tradities. Dat komt de maatschappij meer ten goede dan „een overheid die de samenleving het kunstje van de moraal wil leren.”
Dat stelde prof. dr. G. Harinck donderdagmiddag in de aula van de Vrije Universiteit van Amsterdam, waar hij zijn ambt aanvaardde als hoogleraar collectievorming en geschiedenis van het neocalvinisme. Met deze stelling gaf hij antwoord op de vraag die hij zelf opwierp, of de aanpak van minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin om de overheid een taak te geven als „moreel regisseur tot achter de voordeur” past binnen de principes van het neocalvinisme. „Buigt de soevereiniteit in eigen kring hier mee met de trends in de samenleving of breekt ze?’’ zo vroeg Harinck.De nieuwe hoogleraar vindt het jammer dat de levensbeschouwelijke verscheidenheid in de samenleving onder druk staat. Het CDA is daarin ten onrechte meegegaan. Deze partij heeft onder druk van de integratie en de verzwakte verzuiling het accent van de verscheidenheid verschoven naar het gemeenschapsdenken van de Amerikaan Etzioni. „Meer en meer wordt de samenleving aangesproken als een amorf geheel, in plaats van te appelleren aan de variëteit aan groepen en waarden.”
Uit de nadruk op ”samen” spreekt volgens de hoogleraar „een gering vertrouwen op de binding in de samenleving en dat was vanouds de kracht van de neocalvinistische traditie. Als waarden belangrijk zijn voor een samenleving, moeten VU, NCRV, EO, ChristenUnie, CDA en kerken elkaar opscherpen in het formuleren en uitdragen van hun eigen traditie.” De neocalvinisten moeten beseffen dat de gewenste betrokkenheid van burgers bij de samenleving loopt via verscheiden waarden. „Wat ”samen”? Vraag liever liberalen meer liberaal en neocalvinisten meer neocalvinist te zijn.”