Selectie embryo’s verdeelt kabinet
DEN HAAG - De coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie is verdeeld over nieuwe vormen van embryoselectie.
De PvdA wil zo snel mogelijk alle nieuwe technieken toestaan. De ChristenUnie is daartegen en het CDA wacht een standpunt van staatssecretaris Bussemaker af. Dat bleek dinsdag tijdens een commissievergadering in de Tweede Kamer.Op dit moment mag embryoselectie alleen als er 100 procent kans bestaat op een erfelijke ziekte. Dat gebeurt door het testen van embryo’s die via reageerbuisbevruchting tot stand zijn gekomen. Een embryo dat geen drager is van de erfelijke ziekte, bijvoorbeeld een spierziekte of een bloedingsziekte, wordt in de baarmoeder geplaatst en kan uitgroeien tot een foetus.
De discussie van dinsdag ging over de vraag of embryoselectie ook mag in situaties waarin een grote kans bestaat op een levensbedreigende ziekte, bijvoorbeeld bepaalde erfelijke vormen van (borst)kanker. De Gezondheidsraad is daar voor, maar de vorige staatssecretaris van Volksgezondheid, de CDA’er Ross, remde die ontwikkeling af.
De huidige staatssecretaris van Volksgezondheid, Bussemaker (PvdA), heeft een groep van deskundigen verzocht antwoord te geven op de vraag in hoeverre embryoselectie toelaatbaar moet zijn als er geen 100 procent kans is op het krijgen van ziektes. Volgend voorjaar wil de bewindsvrouw een standpunt innemen.
PvdA-Kamerlid Arib vindt dat Bussemaker niet op het advies van de commissie hoeft te wachten. Ze vindt dat de overheid niets te maken heeft met wat ouders en artsen in behandelkamers met elkaar afspreken. Een verbod is volgens de sociaaldemocrate ook niet effectief omdat ouders van ongeboren kinderen die een risico lopen een vruchtwaterpunctie kunnen laten uitvoeren en daarna mogelijk besluiten tot een abortus.
ChristenUnie-Kamerlid Wiegman vindt dat de huidige mogelijkheden voor embryoselectie al te ver gaan en wil daarom geen verdere stappen zetten. CDA-Kamerlid Ormel vindt het verstandig dat Bussemaker een groep deskundigen, met daarin ethici en medici van verschillende maatschappelijke en religieuze stromingen, om advies vraagt.
Het is voor Bussemaker geen uitgemaakte zaak dat embryoselectie in gevallen met een verhoogd risico op een levensbedreigende ziekte moet doorgaan. Ze vindt het heel moeilijk om een grens te bepalen waarbinnen de selectie wel of niet mag. Ze wees er verder op dat selectie op bepaalde vormen van erfelijke borst- of eierstokkanker niet betekent dat het kind dat later wordt geboren geen borst- of eierstokkanker meer kan krijgen, omdat er vele vormen van deze ziekte zijn.