Kirsch’ afstotende beeld van Mozes
Titel:
”Mozes. Een nieuwe visie op de grote bijbelse wetgever en profeet”
Auteur: Jonathan Kirsch; Eng. uitgave 1998, Ned. vert. uitg. Becht, Haarlem, 2002
ISBN 90 230 1083 3
Pagina’s: 437
Prijs: € 32,90. „Twee- of drieduizend jaar van kunst, theologie, politiek en propaganda hebben van de sterveling Mozes een heilig boontje gemaakt.” Het is de overtuiging van Jonathan Kirsch. Velen stellen Mozes voor als een uiterst zachtmoedige figuur, altijd nederig en rechtvaardig, maar Kirsch ziet genoeg aanleiding hem als arrogant, bloeddorstig en wreed te schetsen.
In zijn lijvige boek -437 pagina’s- beschrijft de auteur allerlei overleveringen over de belangrijke wetgever van Israël. Kirsch is een advocaat, die daarnaast publiceert, onder andere voor The Los Angeles Times. Eerder verscheen van zijn hand een monografie over David: ”Koning David: het onstuimige levensverhaal van de man die Israël regeerde”.
Nu een boek over Mozes, wetgever, bevrijder, ziener en profeet, de indrukwekkendste figuur uit het Oude Testament. Zoals te verwachten was is het boek in een boeiende stijl geschreven. De achterkant meldt: „De Mozes die uit dit boek oprijst, is een figuur vol hartstocht, geheimzinnigheid en tegenstellingen.” Zulke woorden doen het natuurlijk goed, maar hoe waar zijn ze?
Kirsch heeft veel onderzoek verricht en toont een grote belezenheid in de Joodse overleveringen en de exegetische opvattingen van de afgelopen twee eeuwen, zoals 32 pagina’s voetnoten duidelijk maken. Het valt echter op dat de auteur een grote voorliefde heeft voor extreme en smeuïge verhalen en meningen.
Zo geeft hij uitgebreid aandacht aan het boek van Sigmund Freud over Mozes, terwijl er geen enkele wetenschapper meer is die dit serieus neemt. En wat Gressmann over Zippora en de besnijdenis van haar zoons heeft geschreven, is onwaarschijnlijke speculatie. Zeker, Kirsch dekt zich keurig in door ook tegenstemmen aan het woord te laten. Maar hij dist graag allerlei sterke verhalen op, ook veel uit de Joodse traditie, om daarna aan te geven hoe onzeker alles is.
Vervolgens geeft hij heel stellig de klassieke bronnentheorie: geschriften van een Jahwist, Elohist, Priestercodex en Deuteronomist zouden ten grondslag liggen aan de huidige samengeflanste bijbeltekst - waarbij hij overigens niet ingaat op de nieuwere ontwikkelingen in de afgelopen 30 jaar.
Kirsch is zich goed bewust van het feit dat er verschillende stromingen zijn in de bijbelwetenschap. Hij spreekt over „vrome wetenschap”, die de Bijbel opvat als Heilige Schrift. Seculiere geleerden zien de Bijbel als product van menselijk auteurschap. Als vertegenwoordiger van de vrome wetenschap noemt de auteur W. F. Albright.
Kirsch’ voorkeur gaat echter uit naar een ontstaan van de eerste bijbelboeken in de tijd van de ballingschap. Hij is van mening dat er geen duidelijke archeologische bewijzen zijn voor het leven van Israël in Egypte. Veel van de beschrijving zou daarom latere projectie zijn. Zo kunnen bepaalde scènes die zogenaamd de ervaring van de geknechte Israëlieten in het oude Egypte beschrijven, zoals het maken van tichelstenen, in werkelijkheid zijn ingegeven door de veel recentere ballingschap in Babylon, een gebied waar steen schaars was en waar dan ook eenvoudiger materiaal werd gebruikt voor de bouw van ziggoerats (torens) en paleizen.
In tegenstelling tot wat de ondertitel zegt, bevat dit boek weinig nieuws. Het is vooral een popularisering van een gangbare (en deels verouderde) schriftkritische bijbelwetenschap. Kirsch heeft helaas geen kennisgenomen van het werk van hedendaagse Egyptologen als Kenneth A. Kitchen en James K. Hoffmeier. Beiden geven aan dat er in Genesis en Exodus niets is dat echt in tegenspraak is met de huidige archeologische gegevens in Egypte. Integendeel: allerlei beschreven gewoonten in deze bijbelboeken geven indirect aan dat er een grote kennis was van de toenmalige gebruiken.
Vanuit zijn overtuiging dat de verhalen over Mozes grotendeels legenden zijn, kan Kirsch ook op een voor ons afstotende manier schrijven over godsvoorstellingen, waarbij vooral wreedheid en willekeur centraal staan. De wonderen die Mozes in Egypte verrichtte, waren dan ook alleen maar „circushocuspocus.”
Wie uitgaat van andere veronderstellingen, zoals die dat de Bijbel het betrouwbare Woord van God is, of wie een evenwichtiger presentatie wil hebben van de wetenschappelijke vragen die er bestaan, kan beter een ander boek lezen dan het eenzijdige werk van Kirsch.