Tijdens de top van de olieproducerende staten in Saudi-Arabië hebben alle deelnemers „belangstelling getoond” om hun deviezen om te zetten in een „geloofwaardige, harde munt”, zei de Iraanse president Mahmud Ahmadinejad zondag bij het officiële einde van de bijeenkomst van de OPEC, de Organisatie van Olie Exporterende Landen.Een commissie zal volgens Iran het effect van de dalende dollarkoers op de inkomsten van de OPEC onderzoeken. Daarbij zal de mogelijkheid worden bekeken om een zogeheten valutamand samen te stellen voor prijsberekeningen.

De olieprijs is de laatste tijd de psychologische grens van 100 dollar per vat genaderd. Maar omdat de dollar steeds minder waard wordt, zijn de OPEC-leden een deel van de extra inkomsten meteen weer kwijt.

Saudi-Arabië waarschuwde voor de OPEC-conferentie nog dat een openlijke discussie over de waardedaling van de dollar de Amerikaanse munt nog verder zou verzwakken. In het officiële slotcommuniqué van de vergadering wordt dan ook niets over de dollarzwakte gezegd. De handelwijze van Iran heeft ook een politieke achtergrond. Iran is aartsvijand van de Verenigde Staten, grootverbruiker van olie.

De duikvlucht van de dollar kan zich volgens waarnemers door de jongste ontwikkelingen bij de OPEC verder versnellen. Parallel daaraan kan ook de stijging van de euro doorgaan, waardoor producten uit de eurozone duurder worden voor de export.

Ahmadinejad stelde de Amerikaanse regering verantwoordelijk voor de waardedaling van de dollar. „Ze krijgen onze olie en geven ons er waardeloos papier voor terug”, zei hij. „Wij weten allemaal dat de Amerikaanse dollar geen economische waarde heeft. Dat komt door de economische politiek van de Amerikaanse regering.”

De Venezolaanse president Hugo Chavez, die tot de felste tegenstanders van de VS behoort, zei dat Washington bij een aanval op Iran of zijn eigen land op een verdubbeling van de olieprijs tot „waarschijnlijk 200 dollar” kan rekenen.

Binnen de OPEC wordt de roep om een assertievere opstelling van de organisatie sterker. De Ecuadoraanse president Rafael Correa zei het in dit opzicht eens te zijn met Chavez. Als grootste producent sprak Saudi-Arabië zich echter duidelijk uit tegen een politieke rol voor de OPEC. De Saudische koning Abdullah zei dat olie niet als „gereedschap” in een conflict mag worden ingebracht. Hij benadrukte dat olie een middel moet zijn voor ontwikkeling.

Chavez noemde een olieprijs van 100 dollar per vat (van 159 liter) „fair”, omdat 100 dollar vandaag de dag net zo veel waard is als 30 dollar in de jaren ’70. Correa zei dat olie net zo goedkoop is als in de jaren ’80, als rekening wordt gehouden met de inflatie. Ook Correa sprak zich ervoor uit olie in een „sterke munt” te verhandelen.

De conferentie in Riyad was pas de derde topconferentie van alle OPEC-staten sinds het kartel in 1960 werd opgericht. De volgende top staat voor 2012 gepland, in Libië.

In de slotverklaring bevestigen de OPEC-landen dat ze voor een adequate en betrouwbare oliebevoorrading willen zorgen. Een concrete verwijzing naar een verhoging van het productieplafond van de OPEC ontbrak echter. Een hogere productie zou de druk op de olieprijs kunnen verminderen.

Tijdens de bijeenkomst maakte de Saudische koning Abdullah bekend dat zijn regering 300 miljoen dollar uittrekt voor de financiering van onderzoek op het gebied van energie, milieu en klimaat. Hij riep andere landen op eveneens geld voor dit doel beschikbaar te stellen.