Overgeleverd aan duivelseiland Urk
Titel:
”De Grote Oorlog, kroniek 1914-1918. Essays over de Eerste Wereldoorlog”
Auteur: Hans Andriessen, Martin Ros en Perry Pierek (red.)
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2002
ISBN 9059110269, 372 blz., € 26,98
Pagina’s: ”Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland”, door Evelyn de Roodt, uitg. Europese bibliotheek, Zaltbommel, 2000; ISBN 9028814264; 464 blz., € 22,24. De Eerste Wereldoorlog is niet of ternauwernood opgenomen in onze collectieve herinnering. We hebben weinig met die oorlog. De Tweede Wereldoorlog, dáár draait het om in Nederland. In de ons omringende landen ligt dat anders. Als bij onze zuiderburen over de Grote Oorlog gesproken worden, zijn we verbaasd dat daar de Eerste Wereldoorlog mee bedoeld wordt. En wie ooit in Noord-Frankrijk geweest is, weet dat elk zichzelf respecterend dorpje een ”monument 14-18” heeft.
Er lijkt in Nederland echter een kentering in de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog zichtbaar te worden. Het kan natuurlijk niet ontkend worden dat er altijd geïnteresseerden geweest zijn. Ook Nederland kent zijn ”verdunologen”. En wie kent bijvoorbeeld niet het aangrijpende werk van dr. H. Jonker ”Sporen van een slag” over de slag bij Verdun in 1916? Echter, systematisch onderzoek naar de rol van Nederland in deze oorlog en de gang van zaken in de ons omringende landen bleef vooral op handboekenniveau.
Heuse stichting
Aan dit afgeknotte perspectief van onze twintigste eeuw komt nu een einde. Er is zelfs een heuse stichting in oprichting: Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog. Voorzitter J. H. J. Andriessen van deze stichting schrijft een warme aanbeveling voor de eerste bundel artikelen die uitgeverij Aspekt op de markt laat komen onder de titel ”De Grote Oorlog, kroniek 1914-1918”, onder redactie van deze Andriessen, Martin Ros en Perry Pierek.
Het betreft een aantal tamelijk willekeurige artikelen over een waaier aan onderwerpen die raakvlakken hebben met de Eerste Wereldoorlog. De onderwerpen variëren van de militaire commandovoering tijdens de slag bij Verdun tot de positie van paus Benedictus XV en de problemen van de Nederlandse neutraliteit. De auteurs schrijven vanuit professionele historische of militaire belangstelling of hebben om andere redenen iets met deze oorlog.
De bundel is vooral interessant voor de echte vorser. Wie heeft bijvoorbeeld ooit gehoord van het Baralong-incident en de terechtstelling van captain Fryatt? De hitte van de oorlog is in deze incidenten voelbaar. In onze tijd worden militaire avonturen alleen begonnen als „risico’s aanvaardbaar zijn.” Daar lijken politici in het begin van de twintigste eeuw weinig rekening mee te houden. Ook toen beschouwde men oorlog niet als een pretje, maar hij werd wel in brede kring aanvaard en onontkoombaar geacht. Terecht wijst W. Loos in zijn artikel over Verdun op de acceptatie van de definitie van oorlog zoals die door Clausewitz is geformuleerd: oorlog is voortzetting van politiek met andere middelen.
Pensioenkilo’s
Pierek beschrijft onder de titel ”Pendel des doods” de oorlog aan het Oostfront tussen 1914 en 1915. Hij benadrukt hierin het Duitse geopolitieke dilemma: een land zonder natuurlijke grenzen en met heel veel buren. Pierek beschrijft het feitelijke mislukken van het Von Schlieffen-plan, een plan dat uitging van een snelle verovering van Frankrijk, om daarna direct de aanval op Rusland in te zetten. Dit om het geopolitieke drama te voorkomen. De door „pensioenkilo’s” geteisterde Von Hindenburg moest van stal gehaald worden om aan het Oostfront orde op zaken te stellen.
Interessant is het artikel van Paul Schulten en Martin Kraaijenstein. Hun artikel, met de titel ”Verdun en Lens: buitenplaatsen in het collectief geheugen van Nederland”, heeft als thema de Nederlandse sympathieën voor Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Want hoewel Nederland officieel neutraal was, lijkt de sympathie voor de Fransen duidelijk die voor de Duitsers overstegen te hebben.
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog waren Nederlandse burgers bijvoorbeeld bezig met de voorbereidingen om een Nederlands monument op te richten in Frankrijk. Dit beeld is te bewonderen -hoewel nu tijdelijk opgeslagen in verband met werkzaamheden- in het centrum van Verdun. Op de sokkel van het monument ”La Défense” van de Franse beeldhouwer Auguste Rodin staat: „A la France immortelle - A la glorieuse ville de Verdun - la Hollande amie.” In de Franse stad Lens draagt een buitenwijk de naam La Cité Hollandaise. Deze wijk, waarin het wooncomplex Résidence Anne Franck staat, heeft straten die namen dragen als Rue de Rembrandt en Rue de Rotterdam. Met Nederlandse steun is deze wijk na de Eerste Wereldoorlog weer opgebouwd.
Urk
Soms is de aandacht voor bepaalde onderdelen van deze oorlog in deze bundel zo gedetailleerd dat er iets lijkt te ontstaan van (extreme) fascinatie, van een bijna morbide belangstelling. De zeer gedetailleerde beschrijving van bijvoorbeeld de wapens en de effecten hiervan op de omgeving is wat mij betreft alleen interessant voor een luitenant-kolonel, binnen of buiten dienst.
De effecten van dergelijke wapens zijn ons land gelukkig grotendeels voorbijgegaan. Wij kregen eigenlijk alleen met deze oorlog te maken door de enorme hoeveelheid mensen die naar ons land vluchtten om asiel te zoeken. Evelyn de Roodt heeft hierover een uitstekend overzichtswerk geschreven: ”Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland”. Zeer gedetailleerd gaat zij in op de internering van buitenlandse militairen en de opvang van burgervluchtelingen. Daarnaast besteedt ze aandacht aan de uitwisseling en internering van krijgsgevangenen en hun repatriëring na de oorlog.
Veel plaatsen waar geïnterneerde militairen werden gehuisvest passeren de revue. Opvallend hierin was de positie van het eiland Urk. In 1915 werd hier een speciaal interneringsdepot geopend. Dit depot was vooral bedoeld voor Britse en Belgische officieren die geweigerd hadden hun erewoord te geven om niet te ontvluchten. Later werden ook officieren die zich in andere kampen hadden misdragen naar Urk gestuurd, waardoor Urk de reputatie van strafkamp kreeg.
Het dagelijks leven bleek voor deze geïnterneerde officieren geen lolletje, vooral niet in de winter, wanneer de ijzige wind om de barak, die aan zee stond, woei. De helft van de officieren was er slecht aan toe: zenuwziekte, tuberculose en bloedarmoede waren veelvoorkomende kwalen. Daarbij waren ze overgeleverd aan de plaatselijke eilandarts, die geen vreemde talen verstond en voor het gemak ook Vlaams maar onder de vreemde talen rekende.
Al spoedig kreeg het eiland onder deze officieren de bijnaam ”île du diable” (duivelseiland). Van de plaatselijke eilandbewoners begrepen ze weinig. De Roodt: „Die bleken trouwens ook nog overwegend pro-Duits, liepen rond in vreemde klederdracht en sneden op zaterdag brood voor twee dagen om op zondag niet te hoeven werken.” Op hun beurt moesten de eilandbewoners niet veel van deze militairen hebben. Regelmatig werden opmerkingen gebezigd als „uw herhaalde klachten vervelen ons; bovendien is uw nationaliteit òns onsympathiek.”
Neutraal Bar
Een van de aardigste zaken in dit boek vind ik de speurtocht die de auteur aan het einde van haar boek onderneemt naar de terreinen, gebouwen en monumenten die herinneren aan het verblijf van de vele oorlogsgasten. Zo staat in Amersfoort bij de Stichtse Rotonde (aan de Belgenlaan) nog het complete ”Belgenmonument” zoals dat in 1917/1918 door Belgische geïnterneerden zelf werd opgetrokken. Bij de Westzeedijk in Rotterdam ligt nog altijd de Lloydkade, waar troepentransportschepen afmeerden en de meeste uitwisselingen plaatshadden. En als de herinneringstocht dan toch door Rotterdam voert, is het aan te bevelen eens de dorst te lessen in Katendrecht. Hier bevindt zich aan de Sumatraweg nog steeds de ”Neutraal Bar”, eens een trefpunt voor vluchtelingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog veiligheid vonden op neutraal grondgebied.